■
De snelheidslimiet instellen
Knop RES/+
a
Knop SET/−
b
Aan wanneer de intelligente snelheidsbegrenzer is ingesteld op de snelheidslimiet die
c
gedetecteerd wordt door het verkeersbordenherkenningssysteem.
Controlelampje intelligente snelheidsbegrenzer (groen)
d
•
Op het moment dat u de knop SET/− of de knop RES/+ loslaat, wordt de intelligente
snelheidsbegrenzer ingesteld op de snelheidslimiet die gedetecteerd wordt door het
verkeersbordenherkenningssysteem. De snelheidslimiet wordt weergegeven.
* Niet beschikbaar op alle modellen
uuTijdens het rijdenuIntelligente snelheidsbegrenzer
1Intelligente snelheidsbegrenzer
Gebruik de intelligente snelheidsbegrenzer niet in gebieden
van andere eenheden van de display-eenheid van de
intelligente snelheidsbegrenzer.
Verander de weergegeven meting van de ingestelde
voertuigsnelheid in dezelfde eenheden als de rijgebieden.
Eenheden wijzigen
2
Instellingen
2
Instelbare functies
2
1De snelheidslimiet instellen
Als u de intelligente snelheidsbegrenzer inschakelt wanneer
de snelheidslimiet die gedetecteerd wordt door het
verkeersbordenherkenningssysteem lager is dan 30 km/h,
worden de snelheidsbegrenzingsfunctie en de
waarschuwingsfunctie mogelijk in pauze gezet.
Als de voertuigsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet die
gedetecteerd wordt door het
verkeersbordenherkenningssysteem, vertraagt uw voertuig
langzaam naar de snelheidslimiet of een lagere snelheid.
Vertraag indien nodig door het rempedaal in te trappen.
Daarnaast klinkt de zoemer en knippert de weergegeven
snelheidslimiet als de voertuigsnelheid de limiet met 3 km/h
of meer overschrijdt.
WORDT VERVOLGD
BLZ. 152
*
BLZ. 154
BLZ. 345
415