24 - 4
24.2
Buitenste toestrijkers
in werkstand brengen
Tijdens het werk drukken de rol en de zaaikouters de
grond meer of minder naar buiten, afhankelijk van de
rijsnelheid en de toestand van de grond. De buitenste
toestrijkers (Fig. 27.7/1) moeten zo worden ingesteld, dat
de grond wordt terug gevoerd en een sporenvrij zaaibed
ontstaat.
Hoe hoger de rijsnelheid, hoe verder de vierkante balk (Fig.
24.7/2) met de buitenste toestrijkers naar buiten gescho-
ven moet worden.
De vierkante balken met de buitenste toestrijkers moeten
na iedere verstelling met de klembouten (Fig. 24.7/3)
worden vastgezet
F
Instellingen controleren alvorens met het
werk te beginnen! Met de machine op het
land ongeveer 30 m met de latere
werksnelheid rijden. Daarna instellingen
controleren en zonodig corrigeren.
24.3
Stand van de toestrijker
De veertanden (Fig. 24.8) van de exactegge op het land zo
instellen, dat ze ongeveer horizontaal op de grond liggen
en aan de voorkant 5 tot 8 cm vrije ruimte hebben. De
afstand tussen grond en vierkante buis bedraagt, afhanke-
lijk van de grondsoort 230 mm tot 280mm.
Deze instelling vindt plaats door de topstang (Fig. 24.9/1)
in of uit te draaien wanneer de zaaimachine aan de
grondbewerkingsmachine is bevestigd.
Neigt de zaaimachine daardoor enigszins naar voren of
naar achteren, heeft dit geen invloed op de zaaihoeveel-
heid..
Is de verstelmogelijkheid met de topstang (Fig. 24.9/1)
niet toereikend, dan moet de lengte van de bovenste
draagarm (Fig. 24.3/2) worden versteld.
AD-P B 123 06.02
2
1
Fig. 24.7
Fig. 24.8
Fig. 24.9
3
1
1