23.1
Markeurarmen monteren
De bij de aflevering los meegeleverde markeurs moeten
als volgt worden gemonteerd:
alleen bij zaaimachines tot 3 m werkbreedte:
De hydrauliekcilinder (Fig. 23.5/1) moet aan de koppelpla-
at (Fig. 23.5/2) in het langste sleufgat (Fig. 23.5/3) worden
bevestigd. Koppelplaat (Fig. 23.5/2) evtueel verzetten.
Markeurarm (Fig. 23.5/4) vastschroeven en wel met:
-
een moerbout M6 x 90, 8.8 DIN 931 (Fig. 23.5/5),
-
twee plaatringen 6,4 x 18 x 1,6 DIN 9021 (Fig. 23.5/
6) en
-
een zelfborgende moer M6, 8 DIN 980V (Fig. 23.5/7).
-
een moerbout M14 x 100, 8.8 DIN 931 (Fig. 23.5/8),
-
twee veerringen 14 DIN 6796 (Fig. 23.5/9) en
-
een zelfborgende moer M14, 8 DIN 980V (Fig. 23.5/
10).
alleen voor zaaimachines vanaf 4 m werkbreedte:
De hydrauliekcilinder (Fig. 23.6/1) moet aan de koppelpla-
at (Fig. 23.6/2) in het kleinste sleufgat (Fig. 23.6/3)
worden bevestigd. Koppleplaat (Fig. 23.6/2) eventueel
verplaatsen.
Markeurarm (Fig. 23.6/4) vastschroeven.
I
Het bevestigingsmateriaal zoals hierboven
beschreven (voor 3m werkbreedte)
gebruiken. Markeurarm (Fig. 23.6/4) met
moerbout M6 x 90, 8.8 DIN 931 (Fig. 23.6/5) in
boorgat "B" (Fig. 23.6) bevestigen.
AD-P 302
5
3
6
8
9
4
10
Fig. 23.5
AD-P 402 / 452
3
5
4
Fig. 23.6
23 - 3
1
2
11
7
1
2
B
AD-P B 123-2 06.02