Stand van de aandrijfkast voor de zaaihoeveelheid
vaststellen (zie hfdst. 21.0).
!
Controleer de hydrauliekslangen voor het
in
bedrijfstellen
werkzaamheden volgens hfdst. 50.7.1.
4.2
Instelwerkzaamheden op het veld
Markeurs in werkstand brengen
(zie hfdst. 23.2).
Stappenwiel in werkstand brengen:
Stappenwiel uit de houder van de draaibare aandrijving
trekken en met de eerst verwijderde overslagpen (Fig.
4.3/1)in het tweede gat weer borgen.
Draaibare aandrijving (Fig. 4.4/1) kort opheffen, aan de
hendel (Fig. 4.4/2) trekken en het stappenwiel in de
werkstand laten zakken.
!
Stappenwiel voorzichtig in werkstand of
transportstand brengen, anders bestaat er
beknellingsgevaar !
alle typen:
Markeurs op de juiste lengte instellen
(zie hfdst. 23.4).
Met de zaaimachine ongeveer 30 m op het veld met de
gewenste werksnelheid rijden en de volgende instellin-
gen controleren:
-
Zaaidiepte controleren, indien nodig bijstellen (zie
hfdst. 22.0).
-
Instelling van de exactegge controleren, indien nodig
anders instellen ( zie hfdst. 24.2 tot 24.4).
-
Werkintensiteit van de markeurs controleren indien
nodig instellen.
Markeurs zo instellen, dat de juiste zijde wordt gemar-
keerd.
Zaaiwiel rijpadenschakeling op het juiste getal op de
schakelkast instellen (zie hfdst. 26.2).
Hectarenteller (extra uitvoering) op "nul" zetten (zie
speciale bedieningshandleiding).
en
tijdens
de
1
Fig. 4.3
1
2
Fig. 4.4
4 - 3
11t019
AD-P B 123-2 06.02