Inhoudsopgave
Advertenties
80
Instrumenten en bedieningsorganen
a brandt in verschillende kleuren
afhankelijk van de staat:
rood : veiligheidsgordel niet omge‐
daan
groen : veiligheidsgordel omgedaan
grijs
: stoel niet bezet
● Bij het inschakelen van de
ontsteking brandt a in de
dakconsole in de bijbehorende
kleur.
● Na het wegrijden knipperen a op
het Driver Information Center en
het symbool voor de betreffende
zitplaats op de dakconsole gedu‐
rende enige tijd rood en klinkt er
een geluidssignaal als de betref‐
fende zitplaats bezet is maar de
veiligheidsgordel niet is omge‐
daan. Na een stukje rijden brandt
a continu rood totdat de veilig‐
heidsgordel van de betreffende
zitplaats is omgedaan.
● Als een passagier de veiligheids‐
gordel onderweg heeft losge‐
maakt, knipperen a op het Driver
Information Center en het
symbool voor de betreffende
zitplaats op de dakconsole gedu‐
rende enige tijd rood en klinkt er
een geluidssignaal. Na een
stukje rijden brandt a continu
rood totdat de veiligheidsgordel
van de betreffende zitplaats weer
is omgedaan.
Afhankelijk van de versie kan a rood
gaan branden als de betreffende
zitplaats niet bezet is of kan a onge‐
acht de staat na enige tijd doven.
Veiligheidsgordels 3 38.
Airbag en gordelspanners
d en C branden geel.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp enkele secon‐
den. Brandt deze niet, dooft deze niet
na enkele seconden of licht deze
onderweg op, dan is er een storing in
het airbagsysteem. De hulp van een
werkplaats inroepen. De airbags en
gordelspanners gaan mogelijkerwijs
niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van d.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 38.
Airbagsysteem 3 40.
Airbag-deactivering
H brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
g brandt geel.
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
