128
Rijden en bediening
Motor starten
Trap op het koppelingspedaal (hand‐
geschakelde versnellingsbak),
bedien het rempedaal en druk op
Start/Stop.
Contactslot in ingeschakelde stand
zonder de motor te starten
Druk op Start/Stop zonder het koppe‐
lings- of rempedaal te bedienen. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies werken.
Motor af en contact uit
Druk in elke modus kort op
Start/Stop of wanneer de motor draait
en de auto stilstaat. Sommige func‐
ties blijven actief totdat het bestuur‐
dersportier wordt geopend.
Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk vijf seconden lang op Start/Stop
3 129. Het stuurslot is actief, zodra
de auto stilstaat.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● de auto stilstaat.
● het contact uitgeschakeld is.
Hef het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
zet het contact in de accessoiremo‐
dus of start de motor rechtstreeks.
9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen of
op gang slepen niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan
worden ontgrendeld.
Bediening bij storing
Als de elektronische sleutel niet werkt
of de batterij van de elektronische
sleutel bijna leeg is, verschijnt er
mogelijk een melding op het Driver
Information Center.
Houd de elektronische sleutel tegen
de markering op de stuurkolombekle‐
ding zoals afgebeeld.
Schakel bij auto's met handgescha‐
kelde versnellingsbak de neutraal‐
stand in, trap het koppelingspedaal
en het rempedaal in en druk op
Start/Stop.
Zet bij auto's met automatische
versnellingsbak de keuzehendel in de
stand P trap het rempedaal in en druk
op Start/Stop.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 9.