118
Klimaatregeling
Temperatuursynchronisatie met twee
zones SYNC
Raak SYNC in de instellingen van de
klimaatregeling op het Info-Display
aan voor het activeren/deactiveren
van de synchronisatie van de tempe‐
ratuurinstelling voor de passagiers‐
kant met de temperatuurinstelling
voor de bestuurderskant. Het active‐
ren van de synchronisatie verschijnt
op de statusbalk op het Info-Display.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Koeling werkt alleen bij
een draaiende motor en ingescha‐
kelde koelventilator. Het activeren
verschijnt op de statusbalk op het
Info-Display.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
A/C Max
Activeer maximale koeling met één
druk op een toets.
Met de functie A/C Max stelt u de
temperatuur zo laag mogelijk in en
past u de luchtverdeling over alle
luchtroosters aan. Daarbij wordt de
luchtstroom op maximaal gezet en de
luchtrecirculatie ingeschakeld.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in
de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Luchtdebiet C
Pas de luchtstroom aan door C
omhoog of omlaag naar de gewenste
snelheid te drukken.
Snelheid instellen op het laagste
niveau: ventilator en koeling worden
uitgeschakeld.
De ventilatorsnelheid verschijnt op de
statusbalk op het Info-Display.
Om de automatische modus opnieuw
in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling
Druk op ; om de klimaatinstellingen
op het Info-Display te openen.
Selecteer de opties voor klimaatrege‐
ling in het menu aan de linkerkant van
het scherm en stel de gewenste lucht‐
verdeling samen met de ventilator‐
snelheid en de temperatuur in.
De instellingen verschijnen op de
statusbalk op het Info-Display.
Druk om de automatische luchtverde‐
ling opnieuw in te schakelen op
AUTO.