Alarm
Bij activering klinkt de alarmsirene en
gaan de alarmknipperlichten tegelij‐
kertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
U kunt het diefstalalarm uitschakelen
door op a te drukken of het contact in
te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft
uitgeschakeld, geeft het led-lampje in
de toets ! dat aan. De led gaat bij
de volgende keer ontgrendelen van
de auto snel knipperen.
Wacht na hernieuwde aansluiting van
de voertuigaccu (bijv. na onderhouds‐
werkzaamheden) tien minuten alvo‐
rens de motor opnieuw te starten.
Storing
Als het led-lampje in de toets ! bij
inschakeling van het contact continu
gaat branden, moet u de hulp van een
werkplaats inroepen.
Auto vergrendelen zonder het
diefstalalarm te activeren
Vergrendel de auto door het voorpor‐
tier met de sleutel te vergrendelen.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. De auto na het verla‐
ten altijd vergrendelen 3 10.
Schakel het diefstalalarmsysteem in
3 21.
Noodbediening van de elektronische
sleutel 3 127.
Sleutels, portieren en ruiten
Buitenspiegels
Bolle vorm
Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐
door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Blindehoeksysteem 3 171.
Elektrische verstelling
Selecteer de betreffende buitenspie‐
gel door aan de markering op de knop
ervan te draaien.
Beweeg daarna de knop om de spie‐
gel te verstellen.
23