Inhoudsopgave
Advertenties
ingestelde snelheid accelereren. Als
de bestuurder de richtingaanwijzers
bedient om een langzamer rijdend
voertuig in te halen, laat de adaptieve
cruisecontrol uw auto tijdelijk accele‐
reren in de richting van dit voertuig om
te helpen bij het inhalen ervan. De
ingestelde snelheid wordt echter
nooit overschreden.
Als de voorligger te langzaam rijdt en
de gekozen volgafstand niet meer te
handhaven is, klinkt er een geluids‐
signaal en verschijnt er een bericht.
Het bericht adviseert de bestuurder
om de controle over te nemen van de
auto. Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan het systeem de
auto afremmen tot 30 km/u. Bij auto's
met automatische transmissie kan
het systeem de auto tot stilstand
afremmen. Afhankelijk van de versie
kan het systeem de auto na volledig
afremmen automatisch laten optrek‐
ken.
9 Waarschuwing
De remlichten gaan branden als
de auto door het actieve nood‐
stopsysteem wordt vertraagd.
Bij een storing in de remlichten
werkt het systeem niet.
Systeem inschakelen
Druk op _ en controleer of de Drive
Assist wordt geactiveerd op het Info-
Display.
Druk achtereenvolgens op , totdat
de modus adaptieve cruise control is
geselecteerd.
Rijden en bediening
Het scherm van de adaptieve cruise
control verschijnt. Het systeem is nog
steeds niet geactiveerd.
Gebruiksvoorwaarden
Het systeem kan worden geactiveerd
als er aan de volgende voorwaarden
is voldaan:
● rijsnelheid tussen 30 km/u en
180 km/u bij auto's met handge‐
schakelde versnellingsbak,
tussen 0 km/u en 180 km/u bij
auto's met automatische trans‐
missie
● bestuurdersportier gesloten
● veiligheidsgordel bestuurder
omgedaan
● D geselecteerd of tweede of
hogere versnelling ingeschakeld
● handrem losgezet
● rempedaal ingetrapt bij stil‐
staande auto
Functie activeren
Als aan alle bedrijfsomstandigheden
is voldaan, verschijnt OK?.
157
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
