Tijdens een frontale botsing zullen sen-
soren vertraging van de auto detecteren.
Als deze deceleratie groot genoeg is, zal
de regelmodule de airbags voor activeren
op het juiste tijdstip en met de benodigde
kracht.
De voorste airbags helpen bij het
beschermen van de bestuurder en de
voorpassagier in het voertuig door te
reageren op een frontale impact waarbij
de veiligheidsgordels niet kunnen zorgen
voor voldoende weerstand.
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON staat.
Airbags ontplooien in het geval van
een zware frontale of zijaanrijding om
de inzittenden te beschermen tegen
(ernstig) fysiek letsel.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht
en de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
De airbags voor worden direct volledig
opgeblazen, waarna ze meteen weer
leeglopen. Het is vrijwel onmogelijk om
tijdens een ongeval waar te nemen dat
de airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit het
stuurwiel of het dashboard ziet hangen.
Om bescherming te bieden, moeten de
airbags snel ontplooien. De snelheid
waarmee de airbag opgeblazen wordt
is het gevolg van de extreem korte tijd
waarbinnen een aanrijding plaatsvindt
en de noodzaak om de airbag tussen de
inzittende en de delen van de auto te
krijgen voordat de inzittende in contact
komt met delen van de auto. De
snelheid waarmee de airbags worden
opgeblazen, beperkt de kans op ernstig
letsel bij een zware aanrijding en vormt
daarom een belangrijk deel van het
ontwerp van de airbags.
Het snelle opblazen van een airbag kan
echter ook letsel zoals schaafwonden,
blauwe plekken en botbreuken, en
soms nog ernstiger letsel veroorzaken
omdat de snelheid waarmee de airbags
worden opgeblazen wordt tot gevolg
heeft dat de airbags met veel kracht
uitzetten.
Er zijn zelfs omstandigheden waaronder
het contact met de airbag tot ernstig
letsel kan leiden, vooral wanneer de
inzittende zeer dicht bij de airbag zit.
U kunt maatregelen nemen om het risico
op letsel door een opgeblazen airbag te
verminderen. Het grootste risico is dat
u te dichtbij de airbag zit. Een airbag
heeft ruimte nodig om op te blazen.
De bestuurder dient daarom de afstand
tussen het midden van het stuurwiel en
de borstkas zo groot mogelijk te houden,
waarbij hij de auto nog wel onder controle
moet kunnen blijven houden.
03
3-47