Noodsituaties
Bij het rijden met een op de auto
gemonteerd compact reserveband:
Controleer de bandenspanning nadat
het compacte reservewiel gemonteerd
is. De compacte reserveband moet een
spanning hebben van 420 kPa (60 psi).
Het is aan te raden de auto niet in een
door een automatische autowasstraat
te rijden met een compact reservewiel
gemonteerd.
Gebruik dit reserveband niet onder
een andere auto omdat het speciaal
ontworpen is voor uw auto.
De levensduur van de reserveband is
korter dan die van een conventionele
band. Controleer daarom elke keer
als de reserveband gebruikt is de
profieldiepte van de band. Vervang de
band als deze versleten is voor hetzelfde
type en afmeting, gemonteerd op
dezelfde velg.
Gebruik niet meer dan een compact
reserveband tegelijk.
Sleep geen aanhangwagen terwijl het
compacte reserveband is geïnstalleerd.
AANWIJZING
Als
de
originele
gerepareerd zijn en weer onder de auto
gemonteerd zijn, moeten de wielmoeren
met het juiste aanhaalmoment worden
vastgedraaid. Het juiste aanhaalmoment
voor de wielmoeren is 11~13 Kgf·m
(79~94 lbf.ft, 107~127N.m).
8-20
band
en
velg
OPMERKING
Om beschadiging aan de compacte
reserveband en uw auto te voorkomen:
Rijd langzaam genoeg gezien de weg-
condities om gevaren, zoals putdek-
sels en afval, te kunnen ontwijken.
Vermijdt het rijden over obstakels.
De diameter van de compacte reser-
veband is kleiner dan die van een
conventioneel wiel, waardoor de
grondspeling ongeveer 25 mm kleiner
wordt.
Gebruik geen sneeuwkettingen op de
compacte reserveband. Door de klei-
nere diameter zal de sneeuwketting
niet juist passen.
De compacte reserveband mag niet
gebruikt worden op andere velgen
en er mogen geen standaardbanden,
winterbanden, wieldoppen of velgrin-
gen op de velg van het compacte
reservewiel worden gemonteerd.