Veiligheidssysteem
Auto's zijn voorzien van een airbagsys-
teem voor de bestuurdersstoel en de
voorpassagiersstoel.
De voorste airbags zijn ontworpen als
aanvulling op de driepuntsveiligheids-
gordels. Deze airbags geven alleen extra
bescherming als de veiligheidsgordels
altijd tijdens het rijden gedragen wordt.
U kunt ernstig letsel oplopen, of over-
lijden, tijdens een ongeval als u de vei-
ligheidsgordels niet draagt. Airbags zijn
ontworpen als aanvulling voor veilig-
heidsgordels, niet om deze te vervan-
gen. De airbags zijn niet ontworpen om
te ontplooien in elke aanrijding. Tijdens
sommige ongevallen bieden alleen de
veiligheidsgordels u bescherming.
3-40
WAARSCHUWING
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR
AIRBAGS
Maak altijd gebruik van de veiligheids-
gordels en van kinderzitje -iedere keer,
bij iedere reis en voor iedereen! Zelfs bij
airbags kunt u ernstig letsel oplopen, of
overlijden, tijdens een botsing als uw
veiligheidsgordel niet goed vast zit of
als u deze niet draagt terwijl de airbag
opgeblazen wordt.
Vervoer een kind NOOIT op de voorpas-
sagiersstoel in een kinderzitje of op een
zitverhoger. Een airbag die opgebla-
zen wordt kan een peuter of kind raken
waardoor het kind ernstig letsel oploopt
of zelfs kan overlijden.
Vervoer kinderen jonger dan 13 jaar
altijd op de achterstoelen met de
veiligheidsgordels om. Dat is de veiligste
plaats voor kinderen van alle leeftijden.
Als een kind van 13 jaar of ouder op
de voorstoel vervoerd moet worden,
moet hij of zij de veiligheidsgordel op de
juiste manier dragen en moet de stoel
zover mogelijk naar achteren worden
gezet.
Alle inzittenden moeten rechtop zitten,
met de rugleuning zo rechtop moge-
lijk, midden op de zitkussen en met de
veiligheidsgordel om, de benen com-
fortabel gestrekt en de voeten op de
vloer, totdat de auto geparkeerd is en
de motor is uitgeschakeld. Als een per-
soon in de verkeerde positie zit tijdens
een ongeval, dan kan de airbag deze
persoon hard raken wat kan resulteren
in ernstig letsel of zelfs overlijden.
De inzittenden moeten nooit onnodig
dicht bij de airbags zitten of leunen of
leunen tegen de deur of het midden-
console.
Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achte-
ren, waarbij u er wel op moet letten dat
u alle bedieningsorganen nog goed kunt
bedienen.