REMSYSTEEM
Rembekrachtiging
Uw auto is voorzien van bekrachtigde
remmen die bij normaal gebruik automa-
tisch afgesteld worden.
Als de motor tijdens het rijden niet loopt,
of uitgeschakeld is, dan zal de vermogen-
sassistentie voor de remmen niet werken.
U kunt uw auto wel tot stilstand bren-
gen door een grotere pedaalkracht uit
te oefenen dan normaal. Geblokkeerde
wielen zijn onbestuurbaar en de remweg
is langer.
Als de motor niet draait, wordt de mate
van bekrachtiging steeds minder naar-
mate u vaker het rempedaal indrukt. Als
de rembekrachtiging uitvalt, probeer dan
niet "pompend" te remmen.
Rem alleen "pompend" als de wielen
dreigen te blokkeren.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen:
Laat tijdens het rijden uw voet niet
op het rempedaal rusten. Hierdoor
kan de temperatuur van de remmen
abnormaal hoog worden, kunnen de
remblokken en -schoenen overmatig
slijten en kan de remweg vergroot
worden.
Schakel bij het afdalen van een lange
of steile helling terug naar een lage-
re versnelling om uw snelheid onder
controle te houden zonder het rem-
pedaal overmatig te gebruiken. Door
langdurig achter elkaar te remmen,
zullen de remmen oververhit raken en
kan een tijdelijk verlies van rempres-
taties het gevolg zijn.
Als de remmen nat zijn, remt de auto
minder dan normaal en kan de auto
naar één kant trekken tijdens het rem-
men. Door het rempedaal licht in te
trappen, kunt u controleren of het
remvermogen door het nat worden is
verminderd. Controleer uw remmen
altijd op deze manier nadat u door
waterplassen bent gereden. Druk
voor het drogen van de remmen het
rempedaal licht in terwijl u met een
lage snelheid rijdt, totdat het remver-
mogen weer op het normale niveau is.
Vermijd het rijden op hoge snelheid
totdat de remmen weer correct wer-
ken.
06
6-19