Instellingen
achteruitkijkmonitor
Camera-instellingen (indien van
toepassing)
U kunt de Display Contents' of Display
Settings' (inhoud of instellingen) van
de achteruitkijkmonitor wijzigen door
het instellingspictogram (
scherm aan te raken terwijl de achter-
uitkijkmonitor in werking is, of 'Driver
assistance
Parking safety
settings' in het instellingenmenu te
selecteren terwijl de motor draait.
In de Display Contents (scherminhoud)
kunt u de instellingen voor 'achteruit-
rijcamera' wijzigen en in de Display
Settings kunt u de 'Brightness' en
'Contrast' van het scherm wijzigen.
Werking van de
achteruitkijkmonitor
Bedieningsknop
OBC3N070035
Druk op de Parkeer-/weergaveknop (1)
om de achteruitkijkmonitor in te scha-
kelen.
) op het
Druk nogmaals op de knop om de functie
uit te schakelen.
Camera
Achteruitrijcamera
Zet de versnelling in R (Achteruit), het
beeld verschijnt op het scherm.
Druk op de Parkeer-/weergaveknop (1)
terwijl de versnelling in P (Parkeren)
staat, het beeld verschijnt op het
scherm.
Het beeld van de achteruitrijcamera
kan niet worden uitgeschakeld wan-
neer de versnelling in R (Achteruit)
staat.
Druk nogmaals op de Parkeer-/weer-
gaveknop (1) terwijl de versnelling in P
(Parkeren) staat met het beeld van de
achteruitrijcamera op het scherm, het
beeld wordt uitgeschakeld.
Schakel de versnelling van R (Achteruit)
naar P (Parkeren), het beeld van de
achteruitrijcamera wordt uitgescha-
keld.
07
OBC3N070018
7-55