Hoofdstuk 1. Overzicht
• Houd de knop ingedrukt voor een doorgaande aanpassing.
• Voor snellere toenames in waardes houdt u [INC] ingedrukt, en,
drukt u op [DEC]. Om de waarde sneller te laten afnemen, houdt
u [DEC] ingedrukt en, drukt u op [INC].
• De waarde zal met grotere stappen veranderen als u [SHIFT]
ingedrukt houdt, terwijl u op [INC] of [DEC] drukt.
Een waarde invoeren ([NUMERIC])
Als u [NUMERIC] aanzet, kunt u de ([RHYTHM/0]-[BASS/9]) gebrui-
ken om numerieke waardes in te voeren.
In de PATCH PLAY (p.45), PERFORM PLAY (p.49), PART SELECT
(p.50), en MIDI CONTROLLER schermen kunt u deze methode gebrui-
ken om Patch nummers, Performance nummers of MIDI programma
nummers numeriek te specificeren.
Gebruik de cursor knoppen om de cursor te verplaatsen naar het
1.
nummer dat u wilt veranderen.
2.
Druk op NUMERIC], zodat dit verlicht is.
De [0]-[9] knoppen lichten op.
3.
Gebruik de [0]-[9] knoppen om een numerieke waarde in te
voeren, en druk dan op [ENTER].
De invoer wordt voltooid, en de verlichting van de [0]-[9]
knoppen keert naar de vorige status terug.
Als u nogmaals op [NUMERIC] drukt zonder op [ENTER] te
drukken, keren de [0]-[9] knoppen naar hun vorige status terug,
zonder dat het nummer veranderd is.
Als u [NUMERIC] heeft aangezet en een nummer invoert, zal de
waarde op '0' worden gezet als u [EXIT] indrukt.
44
Een naam toewijzen
Op de JUNO-STAGE kan elke Patch, ritmeset, en Performance van
een naam worden voorzien. De procedure is hetzelfde voor alle
data.
fig.PatchName
Druk op [
] [
] om de cursor naar de locatie waar u een
1.
teken wilt invoeren te verplaatsen.
2.
Draai aan de VALUE knop of druk op [DEC] [INC] om het teken te
specificeren.
Knop
Uitleg
Selecteert het type teken. Elke keer dat dit
wordt ingedrukt, selecteert u afwisselend
[3 (TYPE)]
het eerste teken van een serie tekens:
hoofdletters (A), kleine letters (a) of num-
mers en symbolen (0).
[4 (DELETE)]
Verwijdert het teken op de cursor locatie.
[5 (INSERT)]
Voegt een spatie in op de cursor locatie.
Annuleert de invoer en verlaat het naam
[6 (CANCEL)]
scherm.
Slaat de door u gemaakte veranderingen
[7 (WRITE)]
op.
[
] [
]
Verplaatst de cursor.
Schakelt tussen hoofdletters en kleine let-
[
] [
]
ters.
Beschikbare tekens/symbolen
spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! " # $ % & ' ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [
\ ] ^ _ ` { | }
Vanuit een naamscherm kunt u op [MENU] drukken en '1. Undo'
selecteren om de naam terug te zetten op wat deze was voordat
u deze veranderde.
Vanuit [MENU] kunt u '2. To Upper' selecteren om het teken
waarop de cursor zich bevindt in hoofdletters te veranderen.
Vanuit [MENU] kunt u '3. To Lower' selecteren om het teken
waarop de cursor zich bevindt in kleine letters te veranderen.
Vanuit [MENU] kunt u '4. To Delete All' selecteren om alle tekens
die u invoerde te verwijderen.