Hoofdstuk 10. Gedetailleerde bewerking voor Performances
Gedetailleerde instellingen voor elk Part (PART VIEW)
In het PART VIEW scherm kunt u een lijst met de instellingen van de Parts in de Performance mode bekijken.
In het PART VIEW scherm kunt u de Patch die aan elk Part is toegewezen bekijken en bewerken, samen met instellingen als volume en pan voor vier
Parts tegelijk. Hiermee krijgt u toegang tot meer gedetailleerde instellingen die in het PERFORM PLAY scherm of PART MIXER scherm niet beschikbaar
zijn.
PART VIEW scherm
Part nummer
Performance parameters
[2 (PATCH)]
Parameter
Waarde
Type
Patch, Rhythm
USER, PRST, GM,
Group
XP-A, XP-B
Number
001–
[3 (LV&PAN)]
Parameter
Waarde
Level
0–127
Pan
L64–0–63R
Kbd
OFF, ON (✔)
Solo
OFF, ON (✔)
Mute
OFF, ON (✔)
140
Parameter naam op de plaats
van de cursor
Uitleg
Stelt de toewijzing van een Patch of ritmeset aan de Parts in.
Selecteert de groep waartoe de gewenste Patch behoort. (* Als Type op Patch is ingesteld).
USER: User
PRST: Preset
GM: General MIDI (GM2)
XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart
Selecteert de gewenste Patch of ritmeset op nummer.
Uitleg
Volume van elk Part
Het belangrijkste doel van deze instelling is het aanpassen van de volumebalans tussen Parts.
Links/rechts positie van elk Part.
Specificeert voor elk Part of de keyboard controller sectie met de interne geluidsgenerator is
verbonden.
Plaats '✔' bij deze instelling als u alleen het Part wilt horen. Dit wordt het op 'solo' instellen van
het Part genoemd.
Dempt ✔ elk Part of maakt het hoorbaar (OFF).
Gebruik deze instelling als u bijvoorbeeld het instrument voor karaoke wilt gebruiken, door het
Part dat de melodie speelt te dempen of als u iets wilt spelen met gebruik van een aparte
geluidsmodule.
* De Mute Switch parameter zet het Part niet uit, maar stelt het volume op het minimum in, zodat
er geen geluid hoorbaar is. Daarom worden MIDI berichten wel ontvangen.
fig.disp-partview.eps
In het PERFORM PLAY scherm, drukt u op [7 (PART VIEW)] om naar dit scherm te
gaan.
Gebruik de cursor knoppen om de parameter te selecteren, en gebruik de VALUE
knop of [DEC] [INC] om de waarde daarvan in te stellen.
De [2]-[6] knoppen onder het scherm bieden toegang tot de bewerkingsscherm
die op de onderste regel van het scherm worden weergegeven.
Als [7 (PAGE)] wordt ingedrukt, kunt u afwisselen tussen de schermen die met de
[2]-[6] knoppen zijn geselecteerd.
Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [EXIT] om naar het PERFORM PLAY
scherm terug te keren.
Voor details over de parameters kijkt u bij 'Performance parameters' hieronder.