Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Roland JUNO-STAGE Gebruikershandleiding pagina 148

Inhoudsopgave

Advertenties

Hoofdstuk 11. Overige instellingen
System Control
Deze functie, welke afwijkt van eerde gebruikte methodes, en daarentegen het gebruik van MIDI berichten toestaat om tone instellingen in
Realtime te veranderen, wordt de Matrix Control genoemd (p.110). Op dezelfde manier wordt de functie waarmee MIDI berichten gebruikt
kunnen worden om multi-effect instellingen in realtime te veranderen, de Multi-effects Control genoemd (p.84).
Normaalgesproken wordt de Matrix Control gebruikt om Patch instellingen te maken, en de Multi-effects Control om instellingen voor Patches,
ritmeset, en Performances te maken.
Als u bijvoorbeeld wilt dat hetzelfde MIDI bericht ook altijd voor matrix control van andere Patches wordt gebruikt, selecteert u dat MIDI bericht
als Sys Ctrl 1 Source, en selecteer 'SYS CTRL 1' als de CTRL Source voor de andere Patches. Met deze instellingen is alles dat u hoeft te doen,
zelfs als u het MIDI bericht dat voor matrix control wordt gebruikt moet veranderen, is simpelweg een ander MIDI bericht als de Sys Ctrl 1
Source te kiezen. Met andere woorden, de System Controls kunnen globale Matrix Control/Multi-effects Control voor de gehele JUNO-STAGE
genoemd worden. U kunt maximaal vier System Controls kiezen.
[5 (SWITCH)]
Parameter
Waarde
ASSIGNABLE Switch
FAVORITE UP,
FAVORITE
DOWN,
PROGRAM UP,
PROGRAM
DOWN,
TRANSPOSE UP,
TRANSPOSE
DOWN, TAP
TEMPO,
Assign
MONO/POLY,
PORTAMENTO,
HOLD,
MFX1–3 SW,
CHORUS SW,
REVERB SW,
SYS CTRL 1–4
SRC,
BEND MODE,
START/STOP
LATCH,
Type
MOMENTARY
148
Uitleg
De functie die aan [FAVORITE UP/ASSIGNABLE] is toegewezen
FAVORITE UP: selecteer de favoriet met het volgende nummer of in de volgende bank
FAVORITE DOWN: selecteer de favoriet met het vorige nummer of in de vorige bank
PROGRAM UP: selecteer de Patch met het volgende nummer in de Patch mode of de Performance met het
volgende nummer in de Performance mode
PROGRAM DOWN: selecteer de Patch met het vorige nummer in Patch mode of de Performance met het
vorige nummer in de Performance mode
TRANSPOSE UP: verhoog de toetsenreeks in stappen van halve tonen (maximaal 6 halve tonen)
TRANSPOSE DOWN: verlaag de toetsenreeks in stappen van halve tonen (maximaal 5 halve tonen)
TAP TEMPO: Tap Tempo (Stel het tempo in door de knop op het gewenste interval in te drukken)
MONO/POLY: schakelt de Patch tussen polyfoon (POLY) of monofoon (MONO) spelen.
PORTAMENTO: zet Portamento aan/uit.
HOLD: zet Hold aan/uit.
MFX 1-3 SW: Multi-effect 1-3 schakelaar.
CHORUS SW: Chorus schakelaar.
REVERB SW: Reverb schakelaar
SYS CTRL 1-4 SRC: verzendt het MIDI bericht dat door 'Sys Ctrl 1-4 Source' is gespecificeerd.
BEND MODE: schakel de Bend mode (p.146)
'NORMAL' als de knop uit is, 'CATCH+LAST' als de knop aan is.
START/STOP: start/stop de song of het ritmepatroon.
De manier waarop [FAVORITE UP/ASSIGNABLE] zal werken wanneer ingedrukt.
LATCH: de aan/uit status wisselt af, elke keer dat de knop wordt ingedrukt.
MOMENTARY: de functie wordt aangezet als de knop wordt ingedrukt, en wordt uitgezet als deze wordt
losgelaten.
* Afhankelijk van de Assign instelling kan dit mogelijk niet beschikbaar zijn.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave