Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Matrix Control Instellingen/Diverse Instellingen - Roland JUNO-STAGE Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Hoofdstuk 8. Gedetailleerde bewerking van Patches

Matrix Control instellingen/Diverse instellingen

MATRIX CTRL1–4
De functie waarmee MIDI berichten gebruikt kunnen worden om in Real Time veranderingen in de Tone parameters aan te brengen, wordt de
Matrix Control genoemd. In één enkele Patch kunnen maximaal vier Matrix Controls worden gebruikt.
Om Matrix Control te gebruiken, specificeert u welk MIDI bericht (CTRL Source) gebruikt zal worden om welke parameter te besturen (CTRL Destina-
tion), en in welke mate (CTRL Sens), en de Tone waarop het effect wordt toegepast (CTRL Switch).
Parameter
Waarde
OFF,
CC01–31, 33–95,
PITCH BEND,
AFTERTOUCH,
CTRL 1–4
SYS CTRL1–4,
Source
VELOCITY,
KEY FOLLOW,
TEMPO, LFO1,
LFO2, PITCH ENV,
TVF ENV, TVA ENV
VELOCITY en KEY FOLLOW corresponderen met Note berichten.
• Hoewel er geen MIDI berichten zijn voor LFO1 tot TVA Envelope, kunnen deze toch als Matrix Control worden gebruikt. In dit geval kunt u de
Tone instellingen in Real Time veranderen, door Patches te spelen.
• Als u algemene controllers voor de gehele JUNO-STAGE wilt gebruiken, selecteert u 'SYS CTRL1'- 'SYS CTRL 4'. MIDI berichten die gebruikt
worden als System Control 1-4, worden met de System Ctrl 1-4 Source parameters (p.148) ingesteld.
• Als Rx Bender, Rx Expression of Rx Hold (p.112) op 'ON' staan, zullen binnenkomende MIDI berichten van deze types de Pitch bend, Expres-
sion of Hold 1 instellingen beïnvloeden, op hetzelfde moment dat zij de doel parameter (CTRL Destination) beïnvloeden. Als u wilt dat deze bin-
nenkomende berichten alleen de doel parameter beïnvloeden, zet u deze instellingen op 'OFF'.
• Er zijn parameters waarmee gespecificeerd kan worden of specifieke MIDI berichten voor elk kanaal in een Performance ontvangen zullen wor-
den (p.138). Als een Patch met Matrix Control instellingen aan een Part is toegewezen, moet u controleren of MIDI berichten die voor Matrix
Control worden gebruikt ontvangen zullen worden. Als de JUNO-STAGE zo is ingesteld dat de ontvangst van dit soort berichten is uitgescha-
keld, zal de Matrix Control niet functioneren.
Parameter
Waarde
OFF, PITCH, CUTOFF,
RESONANCE, LEVEL,
PAN, OUTPUT LEVEL,
CHORUS SEND,
REVERB SEND,
LFO1/2 PITCH DEPTH,
LFO1/2 TVF DEPTH,
LFO1/2 TVA DEPTH,
LFO1/2 PAN DEPTH,
LFO1/2 RATE,
CTRL 1–4
PCH ENV A-TIME,
Destination 1–4
PCH ENV D-TIME,
PCH ENV R-TIME,
TVF ENV A-TIME,
TVF ENV D-TIME,
TVF ENV R-TIME,
TVA ENV A-TIME,
TVA ENV D-TIME,
TVA ENV R-TIME, TMT,
FXM DEPTH,
MFX CTRL1–4
110
Uitleg
MIDI berichten die gebruikt worden om de Tone parameter met de Matrix Control te veranderen
OFF: Matrix Control wordt niet gebruikt
CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95
PITCH BEND: Pitch Bend
AFTERTOUCH: Aftertouch
SYS CTRL 1-4: Controllers die door de gehele JUNO-STAGE worden gedeeld (zie TIP hieronder)
VELOCITY: druk waarmee een toets wordt ingedrukt
KEY FOLLOW: Toetsenbord positie met C4 als 0
TEMPO: het gespecificeerde tempo van de JUNO-STAGE of het tempo van een externe MIDI sequencer
LFO1: LFO1
LFO2: LFO 2
PITCH ENV: Pitch Envelope
TVF ENV: TVF Envelope
TVA ENV: TVA Envelope
Uitleg
Tone parameters die bestuurd worden als Matrix Control wordt gebruikt.
Maximaal vier parameters kunnen voor elke Matrix Control gespecificeerd worden, en
gelijktijdig bestuurd worden.
* In deze handleiding worden parameters die met gebruik van Matrix Control bestuurd kunnen
worden, met een '★' aangegeven.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave