Hoofdstuk 8. Gedetailleerde bewerking van Patches
KEY RANGE
U kunt het nootnummer gebruiken om de manier waarop elke Tone wordt gespeeld te besturen.
fig.TMT-K.e
De Tone die in
Niveau
de lage reeks klinkt
Key Fade Lower
Key Range Lower
Parameter
Waarde
Key Fade Lower
0–127
Key Reeks Lower
C - –(Upper)
Key Reeks Upper
(Lower)–G9
Key Fade Upper
0–127
VELOCITY RANGE
U kunt de sterkte waarmee de toetsen worden gespeeld gebruiken om de manier waarop elke Tone wordt gespeeld te regelen.
fig.TMT-V.e
De Tone die klinkt
Niveau
als u zacht speelt
Velo Fade Lower
Velo Range Lower
Parameter
Waarde
OFF, ON,
Tone Mix Velo Control
RANDOM,
CYCLE
Control Switch
OFF, ON
Velo Fade Lower
0–127
Velo Reeks Lower
1–(Upper)
Velo Reeks Upper
(Lower)–127
Velo Fade Upper
0–127
Als de Matrix Control wordt gebruikt om verschillende Tones te spelen, stelt u de laagste waarde (Lower) en de hoogste waarde (Upper) van de
waarde van het gebruikte MIDI bericht in.
In plaats van Velocity te gebruiken, kunt u Tones ook vervangen met gebruik van Matrix Control. Echter, de toetsenbord velocity en de Matrix
Control kunnen niet gelijktijdig gebruikt worden om andere Tones te laten klinken. Wanneer Matrix Control wordt gebruikt om van Tones te ver-
anderen, stelt u de Tone Mix Velo Control parameter op 'OFF' in.
102
De Tone die in
de hoge reeks klinkt
Toonhoog
Key Fade Upper
Key Range Upper
Uitleg
Bepaalt wat er met het niveau van een Tone gebeurt, als een noot die lager is dan Key Range
Lower wordt gespeeld.
Als u wilt dat de Tone helemaal niet hoorbaar is, zet u deze parameter op '0'.
Specificeert de laagste noot die de Tone voor elke Tone zal laten klinken.
Specificeert de hoogste noot die de Tone voor elke Tone zal laten klinken.
Bepaalt wat er met het niveau van een Tone gebeurt, als een noot die hoger is dan Key Range
Upper wordt gespeeld.
Als u wilt dat de Tone helemaal niet hoorbaar is, zet u deze parameter op '0'.
De Tone die klinkt
als u sterk speelt
Velocity
Velo Fade Upper
Velo Range Upper
Uitleg
Bepaalt of een andere Tone wordt gespeeld (ON) of niet (OFF), afhankelijk van de sterkte
waarmee de toets wordt gespeeld (velocity).
RANDOM: De Tones waaruit de Patch bestaat klinken willekeurig, ongeacht enige
velocity berichten.
CYCLE: De Tones waaruit de Patch bestaat klinken opeenvolgend, ongeacht enige velocity
berichten.
Gebruik de Matrix Control (p.110) om het klinken van verschillende Tones in te schakelen
(ON) of uit te schakelen (OFF).
Bepaalt wat er met het niveau van een Tone gebeurt, als de Tone met een lagere velocity dan
Velo Range Lower wordt gespeeld.
Als u wilt dat de Tone helemaal niet hoorbaar is, zet u deze parameter op '0'.
Specificeert de laagste velocity waarop de Tone zal klinken.
Specificeert de hoogste velocity waarop de Tone zal klinken.
Bepaalt wat er met het niveau van een Tone gebeurt, als een noot met een hogere velocity dan
Velo Range Upper wordt gespeeld.
Als u wilt dat de Tone helemaal niet hoorbaar is, zet u deze parameter op '0'.