[4 (PITCH)]
Parameter
Waarde
Octave
-3–+3
Coarse
-48–+48
Fine
-50–+50
Bend
0–24, PAT
Coarse Tune en Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune parameters, samen met de Octave Shift parameter, doen in feite allemaal hetzelfde met het geluid: ze veranderen
de toonhoogte. Als bijvoorbeeld C4 (middelste C) wordt gespeeld, terwijl de Coarse Tune parameter op '+12' is ingesteld, is de noot die
geproduceerd wordt C5 (één octaaf boven C4). Als C4 (middelste C) bijvoorbeeld wordt gespeeld, terwijl de Octave Shift parameter op '+1'is
ingesteld, is de geproduceerde noot C5 (één octaaf boven C4).
Intern zijn deze functies echter zeer verschillend. Als de Coarse Tune parameter op '+12' staat, wordt de toonhoogte zelf een octaaf verhoogd.
Aan de andere kant, als de Octave Shift parameter op '+1' staat, is dat hetzelfde als het indrukken van de toetsen op een octaaf hoger. Met
andere woorden, gebruik de Coarse Tune parameter als de toonhoogte veranderd moet worden, en de Octave Shift parameter als het gehele
toetsenbord verschoven moet worden, bijvoorbeeld als het aantal toetsen niet voldoende is.
[5 (OUTPUT)]
Parameter
Waarde
MFX 1–3,
L+R,
Asgn
L, R,
PAT 1–3
Output
0–127
Chorus
0–127
Reverb
0–127
[6 (FX SRC)]
Parameter
Waarde
MFX1–3
Chorus
OFF, ON (✔)
Reverb
Hoofdstuk 10. Gedetailleerde bewerking voor Performances
Uitleg
Toonhoogte van het geluid van het Part (in eenheden van 1 octaaf).
* Als een ritmeset aan een Part is toegewezen kan deze parameter niet gewijzigd worden.
Toonhoogte van het geluid van het Part (in halve tonen, +/- 4 octaven)
Toonhoogte van het geluid van het Part (in stappen van 1 cent. Eén cent is 1/100
toon)
Hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (2 octaven), die optreedt als de Pitch Bend
hendel wordt verplaatst.
De hoeveelheid verandering als de hendel schuin staat wordt voor de linker en rechterkanten
op dezelfde waarde ingesteld.
Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die aan het Part is toegewezen wilt gebruiken
(p.101), set u dit op 'PAT'.
Uitleg
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid uitgevoerd zal worden.
MFX 1-3: uitvoer in stereo door multi-effecten. U kunt ook Chorus of Reverb toepassen op het
geluid dat door de multi-effecten gaat. Specificeer welke multi-effecten (1-3) gebruikt zullen
worden.
L+R: uitvoer in stereo naar de OUTPUT jacks, zonder door het multi-effect te gaan.
L: uitvoer in mono naar de OUTPUT L jack, zonder door het multi-effect te gaan.
R: uitvoer in mono naar de OUTPUT R jack, zonder door het multi-effect te gaan.
PAT 1-3: de uitvoerbestemming van het Part wordt bepaald door de instellingen van de Patch
of ritmeset die aan het Part is toegewezen. Specificeer welke multi-effecten (1-3) gebruikt zullen
worden.
• Chorus en Reverb worden altijd in mono uitgestuurd.
• De uitvoerbestemming van het signaal, nadat het door de Chorus is gegaan, wordt met de
Chorus Output Select parameters (p.81) ingesteld.
Niveau van het signaal dat naar de met Assign gespecificeerde uitvoerbestemming wordt
gestuurd.
Niveau van het signaal van elk Part dat naar de Chorus wordt gestuurd.
Niveau van het signaal van elk Part dat naar de Reverb wordt gestuurd.
Uitleg
De instellingen van een specifieke Patch kunnen als de instellingen voor MFX1-MFX3, Chorus, en
Reverb worden gebruikt.
Deze instelling specificeert het Part waaraan deze Patch is toegewezen.
Als er geen Part is geselecteerd, worden de instellingen van de Performance gebruikt.
ste
van een halve
141