288
Het Assistent-bedieningspaneel geeft extra informatie over de foutgeschiedenis. Zie
de sectie
Door de omvormer gegenereerde alarmmeldingen
CODE
ALARM
2001
OVERSTROOM
(2310)
0308
bit 0
(programmeerbare
foutfunctie 1610)
2002
OVERSPANNING
(3210)
0308
bit 1
(programmable fout
functie 1610)
2003
ONDERSPANNING
(3220)
0308
bit 2
(programmeerbare
foutfunctie 1610)
2004
DRAAIRICHTING
SLOT
0308
bit 3
2005
IO COMM
(7510)
0308
bit 4
(programmeerbare
foutfunctie 3018,
3019)
2006
AI1 KWIJT
(8110)
0308
bit 5
(programmeerbare
foutfunctie 3001,
3021)
2007
AI2 KWIJT
(8110)
0308
bit 6
(programmeerbare
foutfunctie
3001,3022)
Foutopsporing
Fout Logger modus
op pagina
OORZAAK
Uitgangsstroomlimitering-
regeling is actief.
DC-overspanningsregelaar
is actief.
DC-
onderspanningsregelaar is
actief.
Verandering van
draairichting is niet
toegestaan.
Veldbuscommunicatie
verbroken
Analoog ingangssignaal
AI1 is gedaald tot onder de
limiet gedefinieerd door
parameter
3021
AI1 FOUT
LIMIET.
Analoog ingangssignaal
AI2 is gedaald tot onder de
limiet gedefinieerd door
parameter
3022
AI2 FOUT
LIMIET.
80
voor meer informatie.
OPLOSSING
Controleer de motorbelasting.
Controleer acceleratietijd
Controleer motor en motorkabel (inclusief de fasen).
Controleer omgevingscondities. Belastingcapaciteit
vermindert als de omgevingstemperatuur van de
installatieplaats hoger is dan 40°C. Zie de sectie
op pagina 305.
Controleer deceleratietijd
Controleer op statische of tijdelijke overspanning in de
hoofdvoeding.
Controleer de voeding.
Controleer de instellingen van parameter
DRAAIRICHTING.
Controleer status van de veldbuscommunicatie. Zie het
hoofdstuk
Veldbusbesturing met
Veldbusbesturing met interne veldbus
de betreffende veldbusadapter.
Controleer de parameterinstellingen van de foutfunctie.
Controleer de aansluitingen.
Controleer of de master kan communiceren.
Controleer de parameterinstellingen van de foutfunctie.
Controleer of de analoge stuursignalen een geschikt
signaalniveau hebben.
Controleer de aansluitingen.
Controleer de parameterinstellingen van de foutfunctie.
Controleer of de analoge stuursignalen een geschikt
signaalniveau hebben.
Controleer de aansluitingen.
(2202
en 2205).
Derating
(2203
en 2206).
1003
veldbusadapter/
of de handleiding van