Parameters – complete beschrijving
Index Naam/Keuze
DI3U,4D
DI3U,4DR
AI2 JOY
AI1 JOY
AI2
AI1
PANEEL
0.0 ...100.0%
8421
ST1 ST/STP/RICH
OMV STOP
START VOORW
START ACHTW
8422
ST1 HELLING
-0.2/-0.1/
0.0...1800.0 s
8423
ST1 UITG BESTUR
R=0,D=1,AO=0
R=1,D=0,AO=0
Beschrijving
Digitale ingang 3: Referentietoename. Digitale ingang DI4: Referentie-
afname.
Digitale ingang 3: Referentietoename. Digitale ingang DI4: Referentie-
afname.
Analoge ingang AI2 als joystick. Het minimum ingangssignaal laat de motor
bij de maximum referentie lopen in achterwaartse richting, de maximum
ingang bij de maximum referentie in voorwaartse richting. Minimum en
maximum referenties zijn gedefinieerd door parameters
1105
REF1 MAX. Zie parameter
meer informatie.
Zie keuze AI2 JOY
Analoge ingang AI2
Analoge ingang AI1
Bedieningspaneel
Constant toerental
Kiest de start, stop en richting voor toestand 1. Parameter
STP/RICH moet ingesteld zijn op SEQ PROG.
Opmerking: Als er verandering van draairichting vereist is, dan moet
parameter
1003
DRAAIRICHTING ingesteld worden op VERZOEK.
Omvormer loopt uit tot stilstand of loopt langs een helling tot stilstand,
afhankelijk van de instelling van parameter
Vaste draairichting voorwaarts. Als de omvormer nog niet in bedrijf is, dan
wordt deze gestart volgens de instellingen van parameter
FUNCTIE.
Vaste draairichting achterwaarts. Als de omvormer nog niet in bedrijf is, dan
wordt deze gestart volgens de instellingen van parameter
FUNCTIE.
Kiest de acceleratie-/deceleratiehellingtijd voor toestand 1 van het
sequentieel programma, d.w.z. bepaalt de snelheid van de
referentieverandering.
Tijd
Wanneer de waarde ingesteld is op -0.2, dan wordt hellingpaar 2 gebruikt.
Hellingpaar 2 is gedefinieerd door parameters
Wanneer de waarde ingesteld is op -0.1, dan wordt hellingpaar 1 gebruikt.
Hellingpaar 1 is gedefinieerd door parameters
Bij hellingpaar 1/2, moet parameter
zijn op SEQ PROG. Zie ook parameters 2202...2207.
Kiest de relais-, transistor- en analoge uitgangsturing voor toestand 1 van het
sequentieel programma.
De relais-/transistor-uitgangsturing moet geactiveerd worden door parameter
1401
RELAIS UITGANG 1 /
Analoge uitgang-sturing moet worden geactiveerd door parametergroep
ANALOGE UITGANGEN.
De stuurwaarden van de analoge uitgang kunnen gemonitoord worden met
het signaal
0170
SEQ PROG AO W.
Relaisuitgang is ontkrachtigd (geopend), transistoruitgang is bekrachtigd en
analoge uitgang is op nul gezet.
Relaisuitgang is bekrachtigd (gesloten), transistoruitgang is ontkrachtigd en
analoge uitgang is op nul gezet.
1103
KEUZE REF1, keuze AI1/JOYST voor
2102
STOP FUNCTIE.
2205...2207.
2202...2204.
2201
KEUZE ACC/DEC 1/2 ingesteld
1805
DO SIGNAAL in te stellen op SEQ PROG.
Def, FbEq
-0,7
-0,6
-0.5
1104
REF1 MIN en
-0,4
-0,3
-0,2
-0,1
1002
EXT2 ST/
OMV STOP
0
1
2101
START
2
2101
START
0
1 = 0,1 s
AO=0
15
-0.7
-0.6
Actuele signalen en parameters
245