De omvormer bewaakt de motorstatus voortdurend, ook tijdens fluxremmen.
Daarom kan fluxremmen worden toegepast voor zowel het stoppen van de motor als
het wijzigen van het toerental. De overige voordelen van fluxremmen zijn:
• Het remmen begint onmiddellijk na het geven van een stopopdracht. De functie
hoeft niet te wachten op de fluxreductie om met remmen te beginnen.
• De motorkoeling is efficiënt. De statorstroom van de motor gaat tijdens
fluxremmen omhoog, niet de rotorstroom. De stator koelt veel efficiënter dan de
rotor.
Instellingen
Parameter
Flux-optimalisatie
Fluxoptimalisatie reduceert het totale energieverbruik en het geluidsniveau van de
motor wanneer de omvormer onder zijn nominale belasting werkt. Het totale
rendement (van de motor plus omvormer) kan 1% tot 10% toenemen, afhankelijk
van het lastkoppel en het toerental.
Instellingen
Parameter
Acceleratie- en deceleratiehellingen
Er zijn twee door de gebruiker in te stellen
acceleratie- en deceleratiehellingen beschikbaar.
Het is mogelijk om de acceleratie- en
decelaratietijden en de vorm van de helling aan te
passen. Het schakelen tussen de twee hellingen
kan worden bestuurd via een digitale ingang of
veldbus.
De beschikbare hellingvormen zijn de lineaire
curve en de S-curve.
Lineair: Geschikt voor omvormers die een
gelijkmatige of langzame acceleratie/deceleratie
behoeven.
S-curve: Ideaal voor transportbanden bestemd voor fragiele ladingen of andere
toepassingen waarbij een gelijkmatige overgang vereist is bij het wijzigen van de
snelheid.
Instellingen
Parametergroep
Sequentieel programmeren biedt acht extra hellingtijden. Zie de sectie
programmeren
2602
FLUX REMMEN
2601
FLUX OPT START
22 ACCEL/DECEL
op pagina 138.
Motor
toerental
Lineair
Sequentieel
Programmakenmerken
113
S-curve
t (s)
2