158
Parameterlijst – verkorte vorm
Index
Naam/Keuze
2201
KEUZE ACC/DEC 1/2
2202
ACCELER TIJD 1
2203
DECELER TIJD 1
2204
ACC/DEC CURVE 1
2205
ACCELER TIME 2
2206
DECELER TIME 2
2207
ACC/DEC CURVE 2
2208
DECTIJD NOODSTOP Definieert de tijd waarbinnen de omvormer gestopt wordt als er
2209
INGANG GEFORC 0
23
TOERENREGELING
2301
VERSTERKING
2302
INTEGRATIE TIJD
2303
DIFFERENT TIJD
2304
ACC COMPENSATIE
2305
AUTOTUNE RUN
24
KOPPELREGELING
2401
KOPPEL OPBOUW
2402
KOPPEL AFBOUW
25
KRITISCHE FREQ
2501
KEUZE KRIT FREQ
2502
KRIT FREQ 1 LAAG
2503
KRIT FREQ 1 HOOG
2504
KRIT FREQ 2 LAAG
2505
KRIT FREQ 2 HOOG
2506
KRIT FREQ 3 LAAG
2507
KRIT FREQ 3 HOOG
26
MOTORBESTURING
2601
FLUX OPT START
2602
FLUX REMMEN
2603
IR COMP SPANNING
2604
IR COMP FREQ
2605
U/F KROMME
2606
SCHAKEL FREQ
2607
BEST SCHAKEL FREQ Activeert de regeling van de schakelfrequentie.
2608
SLIPCOMP VERHOUD Bepaalt de versterkingsfactor voor de regeling van de motorslip-
2609
GELUIDS-
AFVLAKKING
2610
GEBR GEDEFIN V1
2611
GEBR GEDEFIN F1
2612
GEBR GEDEFIN V2
2613
GEBR GEDEFIN F2
Actuele signalen en parameters
Beschrijving
Bepaalt de bron waarvan de omvormer het signaal leest dat
selecteert tussen de twee hellingparen.
Bepaalt de acceleratietijd 1.
Bepaalt de deceleratietijd 1.
Kiest de vorm van de acceleratie-/deceleratiehelling 1.
Bepaalt de acceleratietijd 2.
Bepaalt de deceleratietijd 2.
Kiest de vorm van de acceleratie-/deceleratiehelling 2.
een noodstop geactiveerd wordt.
Bepaalt de bron voor het forceren van de hellingingang naar nul.
Variabelen voor toerenregeling.
Stelt een relatieve versterking voor de toerenregeling in.
Bepaalt een integratietijd voor de toerenregeling.
Bepaalt de differentiatietijd voor de toerenregeling.
Bepaalt de differentiatietijd voor acceleratie-/(deceleratie-
)compensatie.
Start automatische fijnregeling van de toerenregeling.
Variabelen voor koppelregeling
Bepaalt de opbouwtijd van de koppelreferentie.
Bepaalt de afbouwtijd van de koppelreferentie.
Toerentalbanden waarbij de omvormer niet in bedrijf mag zijn.
Activeert of deactiveert de functie kritische frequenties.
Bepaalt de onderlimiet van kritisch toerental-/frequentiebereik 1.
Bepaalt de bovenlimiet van kritisch toerental-/frequentiebereik 1.
Zie parameter 2502 KRIT FREQ 1 LAAG.
Zie parameter 2503 KRIT FREQ 1 HOOG.
Zie parameter 2502 KRIT FREQ 1 LAAG.
Zie parameter 2503 KRIT FREQ 1 HOOG.
Variabelen voor motorbesturing
Activeert/deactiveert de flux-optimalisatiefunctie.
Activeert/deactiveert de functie Flux-remmen.
Bepaalt de uitgangsspanningsverhoging bij nul toeren (IR-
compensatie).
Bepaalt de frequentie waarbij de IR-compensatie 0 V is.
Kiest de verhouding tussen spanning en frequentie (U/f) onder
het veldverzwakkingspunt.
Bepaalt de schakelfrequentie van de omvormer.
compensatie
Vrijgave van de geluidsafzwakkingsfunctie.
Bepaalt het eerste spanningspunt van de door de gebruiker
gedefinieerde U/f-kromme bij de frequentie gedefinieerd door
parameter 2611.
Bepaalt het eerste frequentiepunt van de door de gebruiker
gedefinieerde U/f-kromme.
Bepaalt het tweede spanningspunt van de door de gebruiker
gedefinieerde U/f-kromme bij de frequentie gedefinieerd door
parameter 2613.
Bepaalt het tweede frequentiepunt van de door de gebruiker
gedefinieerde U/f-kromme.
Custom
Def
DI5
5
5
0
60
60
0
1
NIET GESELEC
10
39204
0
0
UIT
0
0
UIT
0
0
0
0
0
0
UIT
UIT
Varieert
80
LINEAIR
4
ON
0
BLOKKEREN
GEBR GEDEFIN
F1.
10
GEBR GEDEFIN
F2.
20