Inhoudsopgave
Advertenties
52
SLEUTELS, PORTIEREN EN RUITEN
De ruiten werken alleen, wanneer de
auto in de stand ON/RUN of ACC/
ACCESSORY staat of als de perma-
nente accessoirevoeding (RAP) actief
is. Zie RAP 0 213.
Schakelaar indrukken of eraan trekken
om de ruit te openen of te sluiten.
De ruiten worden tijdelijk uitgescha-
keld als de ruitschakelaar binnen een
korte tijd herhaaldelijk worden
gebruikt.
Ruitbediening uitschakelen
Met behulp van deze functie blokkeert
u de werking van de achterportierruit-
schakelaars.
Z
Druk op
om de blokkeerfunctie
van de achterruiten in te schakelen.
Na het inschakelen brandt het verklik-
kerlichtje.
Dit schakelt tevens de elektrische
sloten op de achterportieren uit. Zie
Veiligheidssloten 0 41.
Z
Druk opnieuw op
om uit te
schakelen.
Een portier blijft mogelijk vergrendeld
als tijdens het uitschakelen van het
kinderslot aan de desbetreffende
portierkruk wordt getrokken. Laat de
portiergreep los en druk daarna
Z
tweemaal op
.
Ruiten snel openen/sluiten
Met snel omlaag/omhoog kunt u de
ruiten openen of sluiten zonder de
ruitschakelaar vast te houden. Druk de
ruitschakelaar geheel omlaag of trek
deze omhoog en laat deze snel los om
in te schakelen. Kort op dezelfde
schakelaar drukken of eraan trekken
om de ruitbeweging te stoppen.
Obstakeldetectie bij snelle
ruitbeweging
Bij het versneld sluiten gaat de ruit bij
contact met een obstakel de andere
kant op. Bij extreme koude of ijs gaat
de ruit mogelijk automatisch de
andere kant op. De ruit werkt na het
wegnemen van het obstakel of het
verhelpen van het probleem weer
normaal.
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
