Inhoudsopgave
Advertenties
112
INSTRUMENTEN EN KNOPPEN
Stuurwielschakelaars
Het infotainmentsysteem kan met de
stuurbedieningsknoppen worden
bediend. Zie "Stuurbedienings-
knoppen" in de Infotainmenthand-
leiding.
Verwarming stuurwiel
: Druk de toets in om de stuurver-
warming (indien uitgerust) aan of uit
te zetten. Bij het inschakelen van de
functie gaat er een lampje in de knop
branden.
Het duurt ongeveer drie minuten
voordat het stuurwiel volledig worden
verwarmd.
Claxon
a
Druk op
op het stuurwielelement
om de claxon te laten klinken.
Ruitenwisser/sproeier
Zet het contact in ACC/ACCESSORY
(acc/accessoire) of ON/RUN/START
(aan/run/start) en verstel de ruitenwis-
serhendel om de wissersnelheid te
kiezen.
HI : Gebruikt voor snelle wisslagen.
LO : Gebruikt voor langzame
wisslagen.
INT : Gebruikt voor de intervalfunctie
of voor Rainsense -wisslagen,
wanneer Rainsense geactiveerd is.
Beweeg de hendel omhoog naar INT
voor de intervalstand. Draai vervol-
gens de ring
INT omhoog om de
intervalstand te verkorten, of omlaag
om deze te verlengen. Indien
Rainsense is geactiveerd, raadpleeg
dan "Rainsense" verderop in dit
hoofdstuk.
Als de voorruitwissers onderweg enige
tijd worden gebruikt, gaat de buiten-
verlichting automatisch aan als de
lichtschakelaar in de stand AUTO
staat. Zie Automatische inschakeling
koplampen bij gebruik wisser elders
in dit hoofdstuk.
OFF (uit) : Gebruikt om de wissers uit
te schakelen.
1X : Beweeg de wisserhendel even
omlaag voor een enkele wisslag. Houd
de wisserhendel omlaag voor meerdere
wisslagen.
n
: Trek de ruitenwisserhendel
naar u toe om sproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien en de wissers in
te schakelen. De ruitenwissers blijven
wissen totdat de hendel wordt losge-
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
