184
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
Druk voor maximaal airco-comfort op
de schakelaar voor deactivering van
Stop/Start. Zie "Automatische motor-
stop/motorstart onder Motor
starten 0 210.
Automatische regeling
Het systeem regelt automatisch de
ventilatorsnelheid, luchtverdeling,
airconditioning en recirculatie om de
auto tot de gewenste temperatuur te
verwarmen of koelen.
Wanneer het controlelampje brandt of
als er AUTO op het aanraakscherm
staat aangegeven, werkt het systeem
volautomatisch. Als de luchtverdeling
of ventilatorsnelheid handmatig wordt
versteld, dooft het controlelampje en
worden de gekozen instellingen op het
display weergegeven. De automatische
regeling is voor elk van de klimaatin-
stellingen afzonderlijk uit te
schakelen.
Voor automatische regeling:
1. Druk op AUTO.
2. Stel de temperatuur in. Geeft het
systeem de tijd om zich aan te
passen. Pas vervolgens naar wens
de temperatuur aan voor een
optimaal comfort.
Voor een beter brandstofverbruik en
snellere koeling van de auto kan de
recirculatie bij warm weer automa-
tisch worden geselecteerd. Het recircu-
latielampje gaat niet branden. Druk op
om de recirculatiefunctie te
kiezen; druk nogmaals op de knop om
voor luchtaanvoer van buiten te
kiezen.
U kunt Engelse maateenheden op de
instrumentengroep in metrieke
eenheden wijzigen. Zie "Cluster
Options Menu" (optiemenu instrumen-
tengroep) onder Dashboard 0 120.
UIT : Druk hierop om de aanjager in
of uit te schakelen. U kunt de tempe-
ratuur en de luchtverdeling nog steeds
aanpassen.
w
x
/
: De temperatuur kan apart
voor de bestuurder en de passagier
worden geregeld. Druk op de pijltjes-
toetsen om de temperatuur te
verhogen of verlagen. Houd de toetsen
ingedrukt om de temperatuur versneld
te verhogen of te verlagen.
U kunt de temperatuur aan bestuur-
ders- en passagierszijde ook aanpassen
door op de knoppen op het aanraak-
scherm te drukken.
SYNC : Druk op het aanraakscherm op
SYNC om alle klimaatzone-instellingen
te koppelen aan de bestuurdersinstel-
lingen. Draai aan de temperatuurknop
voor de bestuurderszijde om de gesyn-
chroniseerde temperatuur te wijzigen.
Bij het aanpassen van de passagiersin-
stellingen verschijnt de knop SYNC
wanneer de temperaturen worden
ontkoppeld.
Achterin : Druk, indien aanwezig, op
deze knop op het aanraakscherm voor
de klimaatregeling voorin om het
scherm voor de klimaatregeling
achterin te openen. U kunt de instel-
lingen voor de klimaatregeling
achterin vervolgens bijstellen vanaf de
passagiersstoel voorin.