224
RIJDEN EN BEDIENEN
Als cruisecontrol in werking is en
tractieregeling of StabiliTrak detec-
teren beginnende wielslip, schakelt
cruisecontrol uit. Cruisecontrol kan
dan weer worden aangezet zodra de
rijomstandigheden dit toelaten.
Beide systemen gaan automatisch aan
als de auto wordt gestart en wegrijdt.
Deze systemen zijn mogelijk voel- of
hoorbaar zodra deze ingrijpen of
terwijl diagnosefuncties worden uitge-
voerd. Dit is normaal en duidt niet op
een probleem met de auto.
Het is raadzaam om beide systemen
onder normale rijomstandigheden
ingeschakeld te laten. Als de auto vast
raakt in zand, modder, ijs of sneeuw
moet TCS soms worden uitgeschakeld.
Zie Als de auto vast is komen te zitten
0 203 en Systemen aan- en uitzetten ,
verderop in dit hoofdstuk.
Het controlelampje voor beide
systemen zit in de instrumentengroep.
Dit lampje zal:
Knipperen terwijl TCS de wielslip
beperkt.
Knipperen terwijl StabiliTrak actief
ingrijpt.
Gaan branden en aan blijven
wanneer één van deze systemen
niet werkt.
Als een van beide systemen niet aan
gaat of niet activeert, toont het Driver
Information Center (DIC) een
melding;
gaat dan aan en blijft aan
om erop te wijzen dat het systeem
niet functioneert en de bestuurder
niet ondersteunt bij de besturing van
de auto. De auto blijft veilig om mee
te rijden maar de bestuurder moet zijn
rijstijl wel aanpassen.
Als
aan gaat en blijft branden:
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Zet de motor af en wacht 15
seconden.
3. Start de motor.
Rijd met de auto. Als
oplicht en
blijft branden, heeft de auto meer tijd
nodig om het probleem te diagnosti-
ceren. Raadpleeg de dealer als het
probleem aanhoudt.
Systemen aan- en uitzetten
Voorzichtig
Rem niet herhaaldelijk of versnel
niet te fel wanneer TCS uitstaat.
Hierdoor kan de aandrijving van de
auto beschadigd worden.