Als het pijltje bij het nemen van een
bocht of het wisselen van rijstrook
snel knippert of niet brandt, is er
wellicht een richtingaanwijzerlamp
kapotgegaan.
Vervang eventueel doorgebrande gloei-
lampen. Controleer de zekering als een
lamp niet doorgebrand is. Zie
Zekeringen en circuitonderbrekers 0 295.
Achtermistlampen
De knop voor het mistachterlicht zit
op de richtingaanwijzerhendel.
s
: Zet het mistachterlicht aan of uit
door de mistlampschakelaar op de
s
hendel naar
te draaien en los te
laten. De schakelaar keert terug naar
de uitgangsstand.
Om het mistachterlicht te laten
werken, moeten de parkeerlichten en
koplampen ingeschakeld zijn.
VERLICHTING
Interieurverlichting
Instrumentenpaneelver-
lichting, regeling
De helderheid van de verlichting van
het instrumentenpaneel en van de
stuurbedieningsknoppen is bij te
stellen.
: Draai het duimwieltje omhoog of
omlaag om de verlichting helderder of
donkerder te zetten.
De helderheid van de displays wordt
automatisch afgestemd op de lichtom-
standigheden buiten. Met de regel-
knop voor de instrumentenverlichting
geeft u de laagste stand aan waarop
de displays automatisch worden
afgesteld.
171