Systeem uitschakelen
›
Als het grootlicht automatisch is ingeschakeld, de hendel in stand
de veerdruk in) drukken. Het controlelampje gaat uit. Het grootlicht wordt
uitgeschakeld.
›
Als het grootlicht niet automatisch is ingeschakeld, de hendel in stand
(tegen de veerdruk in) drukken. Het controlelampje gaat uit. Het groot-
licht wordt ingeschakeld.
Het grootlicht wordt automatisch uitgeschakeld als de snelheid beneden 30
km/h zakt (het systeem blijft echter ingeschakeld).
Als er een systeemstoring aanwezig is, verschijnt op het display in het instru-
mentenpaneel een storingmelding. De hulp van een specialist inroepen.
ATTENTIE
Het systeem dient slechts ter ondersteuning, de bestuurder wordt hierdoor
niet van zijn plicht ontheven, het groot- en dimlicht zo nodig handmatig aan
de gegeven omstandigheden aan te passen (bv. bij slechte weers- of licht-
omstandigheden, bij het passeren van gebrekkig verlichte verkeersdeelne-
mers of als het gebied voor de sensor door een obstakel is afgedekt).
VOORZICHTIG
De sensor niet afdekken en de voorruit schoonhouden - de systeemwerking
kan worden beïnvloed.
Let op
De individuele instelling van de grootlichtassistent in het infotainment wordt
(afhankelijk van het infotainmenttype) in het actieve gebruikersaccount voor
de personalisering opgeslagen
» pag.
76
Bediening
B
58.
Afb. 66
Lichtschakelaar - mistlam-
pen/mistachterlicht inschakelen
Het inschakelen van de mistlampen/het mistachterlicht is onder de volgen-
(tegen
de voorwaarden mogelijk.
De lichtschakelaar staat in stand , of
›
Voor het inschakelen van de mistlampen de lichtschakelaar in stand
A
ken, in het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
›
Voor het inschakelen van het mistachterlicht, de lichtschakelaar in stand
trekken, in het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
Als de wagen niet met mistlampen is uitgerust, wordt het mistachterlicht in-
geschakeld door de lichtschakelaar in de enige mogelijke stand te trekken.
Het uitschakelen van de mistlampen/het mistachterlicht gebeurt in omge-
keerde volgorde.
Let op
Wanneer een accessoire op het stopcontact voor de aanhangwagen is aange-
sloten, brand het mistachterlicht van de wagen niet.
Functie CORNER
De CORNER-functie schakelt de mistlamp aan de betreffende wagenzijde au-
tomatisch in (bv. bij het afslaan of indraaien) als aan de volgende voorwaarden
is voldaan.
Het knipperlicht is ingeschakeld resp. de voorwielen zijn sterk ingestuurd
(bij een conflict tussen beide mogelijkheden heeft het knipperlicht de ho-
gere prioriteit).
De rijsnelheid ligt onder 40 km/h.
Het dimlicht is ingeschakeld.
De mistlampen zijn niet ingeschakeld.
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling worden de beide mistlampen in-
geschakeld.
COMING HOME/LEAVING HOME
De functie COMING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na
het uitschakelen van het contact en het openen van het bestuurdersportier
wordt verlicht.
De functie LEAVING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na
het ontgrendelen van de wagen met de sleutel, wordt verlicht.
» afb.
66.
trek-
1
branden.
2
branden.