Veiligheid
Passieve veiligheid
Algemene aanwijzingen
Inleiding voor het onderwerp
In dit gedeelte van het instructieboekje vindt u belangrijke informatie met be-
trekking tot het thema passieve veiligheid in uw wagen. We hebben hier alles
samengevat wat u bijvoorbeeld over veiligheidsgordels, airbags, de veiligheid
van kinderen enz. moet weten.
Meer belangrijke informatie over de veiligheid is te vinden in de volgende
hoofdstukken van dit instructieboekje. Het instructieboekje moet daarom al-
tijd in de wagen aanwezig zijn.
Vóór elke rit
Voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van uw passagiers moet voor
elke rit op de onderstaande punten worden gelet.
De verlichting en de knipperlichten op goede werking controleren.
▶
▶
De ruitenwissers op goede werking en de ruitenwisserbladen op hun toe-
stand controleren. Het ruitensproeiervloeistofpeil controleren.
▶
Ervoor zorgen dat alle ruiten een helder en goed zicht naar buiten bieden.
▶
De spiegels zo instellen dat het zicht naar achteren is gewaarborgd. Contro-
leren dat de spiegels niet afgedekt zijn.
De bandenspanning controleren.
▶
Het motorolie-, remvloeistof- en koelvloeistofpeil controleren.
▶
▶
Aanwezige bagage goed bevestigen.
▶
De toegestane asbelastingen en het maximaal toegestaan gewicht van de
wagen niet overschrijden.
▶
Alle portieren, de motorkap en achterklep sluiten.
Controleren of geen onderdelen en componenten in de wagen zichtbaar los-
▶
zitten.
▶
Controleren of er geen voorwerpen zijn die de bediening van de pedalen kun-
nen beïnvloeden.
20
Veiligheid
Kinderen met een geschikt kinderzitje beschermen
▶
van kinderen.
▶
De juiste zithouding innemen. Uw passagiers erop wijzen de juiste zithouding
in te nemen
» pag.
20, Juiste en veilige zithouding.
Rijveiligheid
Ten behoeve van de verkeersveiligheid op de volgende aanwijzingen letten.
▶
Laat u niet van het verkeer afleiden (door bv. passagiers, telefoongesprekken
enz.).
▶
Niet rijden als uw rijvaardigheid is verminderd (bv. door medicijnen, alcohol of
verdovende middelen).
De verkeersregels en de aangegeven snelheid aanhouden.
▶
Uw rijsnelheid steeds aan de toestand van de weg en de verkeers- en weers-
▶
omstandigheden aanpassen.
▶
Op lange ritten regelmatig pauzeren (ten minste eens in de twee uur).
Juiste en veilige zithouding
Inleiding voor het onderwerp
Vóór elke rit de juiste zithouding innemen en deze houding ook tijdens de rit
niet wijzigen. Ook de passagiers erop wijzen de juiste zithouding in te nemen
en deze houding ook tijdens de rit niet te wijzigen.
Voor de bijrijder gelden de volgende aanwijzingen die, indien ze niet worden
opgevolgd, tot zwaar of dodelijk letsel kunnen leiden.
▶
Niet tegen het dashboard leunen.
▶
De voeten niet op het dashboard leggen.
Voor de inzittenden gelden de volgende aanwijzingen die, indien ze niet wor-
den opgevolgd, tot zwaar of dodelijk letsel kunnen leiden.
▶
Niet alleen op het voorste deel van de zitting gaan zitten.
Niet dwars op de stoel gaan zitten.
▶
Niet uit de ruiten leunen.
▶
De ledematen niet door de ruitopeningen naar buiten steken.
▶
▶
De voeten niet op de zitting leggen.
» pag.
30, Veilig vervoer