Afb. 287 Verandering van rijstrook van andere voertuigen / stilstaande
voertuigen
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 245.
De volgende (en soortgelijke) rijsituaties vragen om bijzondere aandacht en zo
nodig het ingrijpen van de bestuurder (remmen, gasgeven e.d.).
In bochten
Bij het in- of uitrijden van langgerekte bochten kan het gebeuren dat een op de
naastgelegen rijstrook rijdende wagen in het door de radar gedetecteerde be-
reik terechtkomt
» afb. 286
- . De eigen wagen wordt dan op basis van deze
wagen geregeld.
Smalle of versprongen rijdende voertuigen
Een smal of versprongen rijdend voertuig kan pas door de ACC worden her-
kend, als het zich in het door de radar gedetecteerde bereik bevindt
- .
Verandering van rijstrook van andere voertuigen
Voertuigen die op korte afstand naar de eigen rijstrook wisselen
kunnen door de radarsensor niet altijd tijdig worden herkend.
Stilstaande voertuigen
De ACC herkent geen stilstaande objecten! Indien een door de ACC geregi-
streerd voertuig afslaat of uitwijkt en zich voor dit voertuig een stilstaand
voertuig bevindt
» afb. 287
- , reageert de ACC niet op dit stilstaande voer-
tuig.
Voertuigen met bijzondere lading of speciale opbouwen
Lading of opbouwdelen van andere voertuigen die aan de zijkant, aan achterzij-
de of bovenzijde voorbij de voertuigcontouren steken, kan de ACC mogelijk
niet herkennen.
Inhalen en rijden met aanhangwagen
Lees en bekijk eerst
Bij het inhalen
Indien de eigen wagen met een lagere dan de opgeslagen snelheid wordt gere-
geld en het knipperlicht wordt bediend, beoordeelt de ACC dit als de start van
een inhaalmanoeuvre. De ACC versnelt de wagen automatisch en vermindert
hierdoor de afstand ten opzichte van de voorligger.
Indien de wagen naar de linker rijbaan wisselt en er geen voorligger wordt her-
kend, accelereert de ACC tot de ingestelde snelheid en houdt deze constant.
Een acceleratie kan op elk moment door het intrappen van het rempedaal of
het drukpunt op de bedieningshendel
gebroken.
Rijden met aanhangwagen
Bij het rijden met aanhangwagen of bij een andere op het aanhangwagenstop-
contact aangesloten accessoire werkt de ACC-regeling met verminderde dy-
namiek. Daarom dient de rijstijl hierop te worden aangepast.
Storingen
Lees en bekijk eerst
Als de ACC niet beschikbaar is, dan gaat op het display in het instrumentenpa-
neel het controlelampje branden en wordt een overeenkomstige melding
» afb. 286
weergegeven.
Sensor afgedekt / verontreinigd
Als de sensorafdekking resp. de sensor is afgedekt of verontreinigd, verschijnt
» afb. 287
- ,
er een melding dat er geen sensorzicht is. De sensorafdekking schoonmaken
resp. het obstakel verwijderen
Verschijnt deze melding in de winter, kan sneeuw op de sensor onder de af-
dekking de oorzaak zijn. De ACC werkt weer, nadat de sneeuw op de sensor is
weggedooid.
ACC niet beschikbaar
Als de ACC niet beschikbaar is, dan verschijnt er een melding over de onbe-
schikbaarheid. De wagen stoppen, de motor afzetten en weer starten. Is de
ACC dan nog steeds niet beschikbaar, de hulp van een specialist inroepen.
op bladzijde 245.
» afb. 285
op pag. 247 worden af-
op bladzijde 245.
» afb. 257
op pag. 223.
Hulpsystemen
249