INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
||
Automatische bediening voor
interieurverlichting
De automatische verlichting is te activeren door
de AUTO-knop op de plafondconsole kort in te
drukken. Het lampje in de knop gaat branden,
wanneer de automatische verlichting geactiveerd
is. Met het activeren van de AUTO-knop is de
interieurverlichting als volgt in en uit te schake-
len.
De interieurverlichting:
•
gaat branden, wanneer de auto wordt ont-
grendeld en wanneer deze wordt uitgescha-
keld
•
dooft wanneer de auto wordt gestart en deze
wordt vergrendeld
•
wordt in- en uitgeschakeld bij het openen of
sluiten van een portier
•
blijft twee minuten branden, wanneer een
van de portieren openstaat.
Verlichting achterin
In het achterste deel van de auto zitten leeslamp-
jes, die ook als interieurverlichting dienen.
De leeslampjes zitten in het plafond.
20
Een auto met panoramadak* is voorzien van twee lampjes: aan beide zijden van het plafond één.
156
20
Leeslampjes boven de tweede
en derde zitrij*.
Leeslampje boven de tweede zitrij bij een auto met
panoramadak*.
De leeslampjes zijn in en uit te schakelen met
een korte druk op de knop van het lampje. De
lichtsterkte is aan te passen door de knop inge-
drukt te houden.
Verlichting dashboardkastje
De verlichting in het dashboardkastje wordt in-
en uitgeschakeld bij het openen en sluiten van
de klep van het kastje.
Verlichting make-upspiegel*
De verlichting van de make-upspiegel in de zon-
neklep wordt bij het openen en sluiten van het
spiegelklepje in- en uitgeschakeld.
Grondverlichting
De grondverlichting wordt in- en uitgeschakeld
bij het openen of sluiten van het desbetreffende
portier.
Dorpelverlichting
De dorpelverlichting wordt in- en uitgeschakeld
bij het openen of sluiten van een portier.
Verlichting in bagageruimte
De bagageruimteverlichting wordt bij het openen
en sluiten van de achterklep automatisch in- en
uitgeschakeld.
Omgevingslicht
1. Druk op
Instellingen
op het hoofdscherm
van het middendisplay.
* Optie/accessoire.