i: De ISO-snelheid wijzigenN
Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 93).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
ISO-snelheid
100 - 400
400 - 1600
1600 - 12800, H
* Bij hoge ISO-snelheden kunnen opnamen er korreliger uitzien.
Als onder [54:Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [2: ISO vergroten] is
ingesteld op [1: Aan], kan 'H' (gelijk aan ISO 25600) ook worden ingesteld (pag. 298).
Als onder [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [3: Lichte
tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], kunnen ISO 100 en 'H'
(gelijk aan ISO 25600) niet worden geselecteerd (pag. 299).
Opnamen bij hoge temperaturen kunnen er korreliger uitzien. Lange belichtingstijden
kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
92
1
Druk op de knop <i>.
[ISO-snelheid] wordt weergegeven.
2
Stel de ISO-snelheid in.
Druk op de toets <U> of draai aan het
instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid
te selecteren en druk vervolgens op <0>.
U kunt de ISO-snelheid ook in de
zoeker instellen door aan het
instelwiel <6> te draaien.
Als u [AUTO] selecteert, wordt de ISO-
snelheid automatisch ingesteld (pag. 93).
Opnamesituatie
(Geen flits)
Zonnig, buiten
Bewolkt of 's avonds
Donker, binnen of 's avonds
(9)
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-snelheid,
hoe groter het flitsbereik zal zijn
(pag. 107).