A De flitsbelichting vergrendelenN
Als het onderwerp zich aan de rand van het beeld bevindt en u de flitser gebruikt, kan het
onderwerp te licht of te donker worden. Dit is onder meer afhankelijk van de achtergrond. In
deze situatie dient u de flitsbelichtingsvergrendeling te gebruiken. Nadat u de juiste
flitsbelichting voor het onderwerp hebt ingesteld, kunt u een nieuwe compositie maken (het
onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname maken. Deze functie kan ook worden gebruikt
met een Canon Speedlite uit de EX-serie.
* FE staat voor Flash Exposure (flitsbelichting).
Spotmetingscirkel
Als het onderwerp zich te ver weg en buiten het effectieve bereik van de
flitser bevindt, gaat het pictogram <D> knipperen. Ga dichter bij het
onderwerp staan en herhaal de stappen 2 t/m 4.
124
1
Druk op de knop <D>.
De ingebouwde flitser wordt omhoog geklapt.
Druk de ontspanknop half in en kijk in de
zoeker of het pictogram <D> brandt.
2
Stel scherp op het onderwerp.
3
Druk op de knop <A>.
Richt de spotmetingscirkel op het
onderwerp en druk op de knop <A>.
De flitser flitst kort voor, waarna het
benodigde flitsvermogen wordt berekend
en opgeslagen in het geheugen.
In de zoeker wordt 'FEL' kort
weergegeven en <d> licht op.
Elke keer dat u op de knop <A> drukt, wordt er
voorgeflitst waarna het benodigde flitsvermogen
wordt berekend en opgeslagen in het geheugen.
4
Maak de opname.
Bepaal de compositie en druk de
ontspanknop helemaal in.
De flitser gaat af wanneer de foto
wordt gemaakt.
(8)