Instellingen voor de opnamefunctie
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor
filmopnamen.
Q Snel instellen
Als u op de knop <Q> drukt terwijl de opname wordt weergegeven op het lcd-
scherm, kunt u de volgende functies instellen: AF-methode, transportmodus,
opnamekwaliteit (foto's), filmopnameformaat, videofoto's, witbalans, beeldstijl
en Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid).
In de basismodi kunnen alleen de vetgedrukte functies worden ingesteld.
184
1
Druk op de knop <Q>.
De instelbare functies worden
weergegeven.
2
Selecteer een functie en stel deze in.
Druk op de toets <V> om een
functie te selecteren.
De geselecteerde functie en Uitleg
(pag. 52) worden weergegeven.
Druk op de toets <U> of draai aan het
instelwiel <6> om de instelling te wijzigen.
Om de instelling <q> van de
transportmodus of de
beeldstijlparameters in te stellen,
drukt u op de knop <B>.
3
Verlaat de instelling.
Druk op <0> om de instelling te voltooien
en ga terug naar de filmopname.
U kunt ook <2> selecteren om terug
te keren naar de filmopname.
(7)