f: De scherptediepte wijzigen
D De ingebouwde flitser gebruiken
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen
automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische
flitsbelichting). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200
seconde en 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische
flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde
langere sluitertijd. Zowel het onderwerp als de achtergrond zien er goed
belicht uit (automatische lange flitssynchronisatietijd). Wanneer u de
camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om
bewegingsonscherpte te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te
gebruiken.
Als u een lange sluitertijd wilt voorkomen, stelt u onder
[z1: Flitsbesturing] de optie [Flitssync.snelheid AV-modus]
in op [1/200-1/60 sec. auto] of [1/200 sec. (vast)] (pag. 219).
ScherptedieptecontroleN
De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een
opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan.
Wanneer u via de zoeker of op het LCD-scherm naar het onderwerp
kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte.
Terwijl u naar het Live view-beeld kijkt (pag. 146) en de knop voor
scherptedieptecontrole ingedrukt houdt, kunt u het diafragma wijzigen en
ziet u hoe de scherptediepte verandert.
114
Druk op de knop voor
scherptedieptecontrole om de huidige
diafragma-instelling te selecteren voor
het objectief en de scherptediepte te
controleren (het bereik van een
acceptabele scherpstelling).