Rijden
Wegrijden en rijden
Stuurinrichting
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Stand van het stuurwiel instellen
Stuurbekrachtiging
ATTENTIE
Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de bui-
■
tenzijde van het stuur op kwart over negen. Nooit het stuurwiel op '12-uur'
vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld in het midden of aan de bin-
nenzijde van het stuurwiel). In dergelijke gevallen zou bij activering van de be-
stuurdersvoorairbag letsel aan uw armen, handen en hoofd kunnen worden
toegebracht.
Het stuurwiel nooit tijdens het rijden verstellen, maar alleen als de wagen
■
stilstaat!
94
Rijden
Afbeelding 87
Juiste zithouding van de be-
stuurder
94
95
ATTENTIE (vervolg)
Het stuurwiel zo verstellen dat de afstand tussen stuurwiel en borstkas ten
■
minste 25 cm bedraagt
» Afbeelding
A
aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar!
Als het stuurwiel verder in de richting van het hoofd wordt versteld, neemt
■
bij een ongeval de beschermende werking van de bestuurdersairbag af. Con-
troleren dat het stuurwiel naar de borst is gericht.
Stand van het stuurwiel instellen
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 94 en volg deze op.
De stand van het stuurwiel kan in hoogte en in lengterichting worden versteld.
›
Eerst de bestuurdersstoel instellen
›
De hendel onder de stuurkolom naar beneden zwenken
›
Het stuurwiel in de gewenste stand (in hoogte en lengterichting) zetten.
›
De hendel tot de aanslag naar boven drukken.
ATTENTIE
De hendel voor de stuurwielverstelling moet tijdens het rijden vergrendeld
zijn, zodat de stand van het stuurwiel tijdens het rijden niet onbedoeld veran-
dert - gevaar voor ongevallen!
87. Als de minimumafstand niet wordt
Afbeelding 88
Verstelbaar stuurwiel: Hendel
onder de stuurkolom
» pagina
49.
» Afbeelding
88.