Uitlaatgascontrolesysteem
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 12 en volg deze op.
Als het controlelampje
brandt, is er een storing in het uitlaatgascontrolesys-
teem aanwezig. Er kan in de noodloopmodus worden gereden.
De hulp van een erkend reparateur inroepen.
Voorgloeisysteem (dieselmotor)
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 12 en volg deze op.
Na het inschakelen van het contact gaat het controlelampje
het doven van het controlelampje voorgloeitijd moet de motor worden gestart.
Als het controlelampje
niet of continu brandt, is er een storing in het voor-
gloeisysteem aanwezig.
Begint het controlelampje
tijdens het rijden te knipperen, is er een storing in
de motorregeling aanwezig. Er kan in de noodloopmodus worden gereden.
De hulp van een erkend reparateur inroepen.
Controle van de motorelektronica (benzinemotor)
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 12 en volg deze op.
Als het controlelampje
brandt, is er een storing in de motorregeling aanwezig.
Er kan in de noodloopmodus worden gereden.
De hulp van een erkend reparateur inroepen.
Roetfilter (dieselmotor)
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 12 en volg deze op.
Het roetfilter filtert de roetdeeltjes uit het uitlaatgas. De roetdeeltjes worden in
het roetfilter verzameld en worden daar regelmatig verbrand.
Als het controlelampje
Om het roetfilter te reinigen, moet, als de verkeerssituatie dit toelaat
rende minstens 15 minuten of tot het doven van het controlelampje in de 4e of 5e
versnelling (automatische versnellingsbak: in keuzehendelstand S) met een snel-
heid van minstens 60 km/h bij een motortoerental tussen 1.800 - 2.500 1/min
worden gereden.
Het controlelampje
Als het filter niet succesvol is gereinigd, dooft het controlelampje
gint het controlelampje
Op het MAXI DOT-display wordt de volgende melding weergegeven.
Dieselroetfilter: Instructieboekje!
Er kan in de noodloopmodus worden gereden. Na het uitschakelen en weer in-
schakelen van het contact brandt het controlelampje .
branden. Direct na
De hulp van een erkend reparateur inroepen.
ATTENTIE
Het roetfilter bereikt zeer hoge temperaturen. Daarom niet parkeren op
■
plaatsen waar het zeer hete filter rechtstreeks met droog gras of ander
brandbaar materiaal in contact kan komen - brandgevaar!
De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de terrein- en verkeersom-
■
standigheden aanpassen. Het door het controlelampje gegeven rij-advies mag
u er nooit toe verleiden de wettelijke bepalingen in het verkeer te negeren.
VOORZICHTIG
Zolang het controlelampje
brandstofverbruik en eventueel ook verminderd motorvermogen.
Let op
Om het verbrandingsproces van de roetdeeltjes in het roetfilter te ondersteu-
■
nen, adviseren wij u om continu stadsverkeer te vermijden.
Door het gebruik van dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte kan de le-
■
vensduur van het roetfilter aanzienlijk worden bekort. Een ŠKODA Servicepartner
kan u vertellen in welke landen diesel met een hoog zwavelgehalte wordt ge-
bruikt.
Als de motor tijdens het filterreinigingsproces of kort daarna wordt afgezet, kan
■
de koelluchtventilator gedurende enkele minuten zelfstandig inschakelen.
brandt, is het roetfilter met roet verstopt.
dooft pas na een succesvolle reiniging van het roetfilter.
te knipperen.
brandt, moet u rekening houden met een hoger
Instrumenten en controlelampjes
»
, gedu-
niet en be-
17