›
Controleren of er geen voorwerpen zijn die de bediening van de pedalen kun-
nen beïnvloeden.
›
De spiegels, de voorstoel en de hoofdsteun op uw lichaamslengte afstellen.
›
De passagiers erop wijzen de hoofdsteunen aan te passen aan hun lichaams-
lengte.
›
Kinderen beschermen met een geschikt kinderzitje en een op een juiste wijze
omgegespte veiligheidsgordel
» pagina
›
De juiste zithouding innemen
» pagina
te zithouding in te nemen.
›
De veiligheidsgordel juist omgespen. Ook de passagiers erop wijzen de veilig-
heidsgordels juist om te gespen
» pagina
Wat beïnvloedt de rijveiligheid?
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 125 en volg deze op.
Als bestuurder draagt u de verantwoordelijkheid voor uzelf en uw passagiers. Als
uw rijveiligheid wordt beïnvloed, brengt u niet alleen uzelf, maar ook andere ver-
keersdeelnemers in gevaar.
Daarom op de volgende aanwijzingen letten.
›
Laat u niet van het verkeer afleiden door bijvoorbeeld passagiers of telefoonge-
sprekken.
›
Niet rijden als uw rijvaardigheid is verminderd (bijvoorbeeld door medicijnen, al-
cohol, drugs).
›
De verkeersregels en de aangegeven snelheid aanhouden.
›
Uw rijsnelheid steeds aan de toestand van de weg en de verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
›
Op lange ritten regelmatig pauzeren - ten minste eens in de twee uur.
Juiste zithouding
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Juiste zithouding van de bestuurder
Juiste zithouding van de bijrijder
Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin
Voorbeelden van een verkeerde zithouding
126
Veiligheid
141, Veilig vervoer van kinderen.
126. Uw passagiers erop wijzen de juis-
129.
ATTENTIE
Algemene aanwijzingen
De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de li-
■
chaamslengte worden ingesteld en de veiligheidsgordels moeten altijd goed
omgegespt zijn, zodat de inzittenden zo optimaal mogelijk worden be-
schermd.
Door een verkeerde zithouding stelt de inzittende zich bloot aan levensge-
■
vaarlijke risico's van lichamelijk letsel wanneer een airbags wordt geactiveerd
en hem daarbij raakt.
Zitten de passagiers achterin niet rechtop, dan is het gevaar voor verwon-
■
dingen door een verkeerd gordelverloop groter.
Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, omdat
■
anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zin
worden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!
ATTENTIE
Aanwijzingen voor de bestuurder
Vóór elke rit de juiste zithouding innemen en deze houding ook tijdens de rit
■
niet wijzigen. Ook de passagiers erop wijzen de juiste zithouding in te nemen
en deze houding ook tijdens de rit niet te wijzigen.
Een afstand tot het stuurwiel van minimaal 25 cm aanhouden. Als de mini-
■
mumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet bescher-
men - levensgevaar!
Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de bui-
■
tenzijde van het stuur op kwart over negen. Nooit het stuurwiel op '12-uur'
vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld in het midden of aan de bin-
nenzijde van het stuurwiel). In dergelijke gevallen zou bij activering van de be-
stuurdersvoorairbag letsel aan uw armen, handen en hoofd kunnen worden
toegebracht.
Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden omdat
■
deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen komen. U
zou dan niet in staat zijn te koppelen, te remmen of gas te geven.
127
127
128
128