VOORZICHTIG
Bij het rijden op steile afdalingen kan het snelheidsregelsysteem de snelheid
■
niet constant houden. Door het eigen gewicht van de wagen neemt de snelheid
dan toe. In dergelijke gevallen een lagere versnelling inschakelen of de wagen
met het rempedaal afremmen.
Het snelheidsregelsysteem kan niet worden ingeschakeld als de eerste versnel-
■
ling of de achteruitversnelling is ingeschakeld (wagens met schakelbak).
Het snelheidsregelsysteem kan niet worden ingeschakeld als de keuzehendel
■
zich in stand P, N, of R bevindt (wagens met automatische versnellingsbak).
Het snelheidsregelsysteem kan zich automatisch uitschakelen bij een ingreep
■
van remondersteunende hulpsystemen (bijvoorbeeld ESC), bij het overschrijden
van het maximaal toegestane motortoerental en dergelijke.
Inschakelen/uitschakelen
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 113 en volg deze op.
Inschakelen
›
De schakelaar
» Afbeelding 102
A
Uitschakelen
›
De schakelaar
A
» Afbeelding 102
114
Rijden
Afbeelding 102
Bedieningshendel: Bedienings-
elementen van het snelheidsre-
gelsysteem
in stand ON zetten.
in stand OFF zetten.
Snelheid opslaan en vasthouden
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 113 en volg deze op.
›
Het snelheidsregelsysteem inschakelen
›
Met de gewenste snelheid rijden.
›
De tuimelschakelaar
in de stand SET/-
B
ken.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
geheugen opgeslagen snelheid zonder het gaspedaal aan te raken constant aan-
gehouden.
Opgeslagen snelheid wijzigen
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 113 en volg deze op.
Snelheid met tuimelschakelaar
›
De tuimelschakelaar
in de stand RES/+
B
ken.
Als de tuimelschakelaar in de stand RES/+ wordt gehouden, wordt de snelheid
voortdurend verhoogd. Na het bereiken van de gewenste snelheid de tuimelscha-
kelaar loslaten. Daardoor wordt de nieuw opgeslagen snelheid in het geheugen
bewaard.
Snelheid met tuimelschakelaar
De opgeslagen snelheid kan door tuimelschakelaar
ding 102
op pagina 114 te drukken worden verlaagd.
Als de tuimelschakelaar in de stand SET/- wordt gehouden, wordt de snelheid
voortdurend verlaagd. Na het bereiken van de gewenste snelheid de tuimelscha-
kelaar loslaten. Daardoor wordt de nieuw opgeslagen snelheid in het geheugen
bewaard.
Als de tuimelschakelaar bij een snelheid van minder dan 25 km/h wordt losgela-
ten, wordt de snelheid niet opgeslagen en wordt het geheugen gewist. De snel-
heid moet na een verhoging tot meer dan 25 km/h opnieuw worden opgeslagen
door de tuimelschakelaar
in de stand SET/- te drukken.
B
Snelheid met het gaspedaal verhogen
›
Het gaspedaal intrappen.
» pagina
114.
» Afbeelding 102
op pagina 114 druk-
vanuit de stand SET/-, wordt de in het
B
verhogen
B
» Afbeelding 102
op pagina 114 druk-
verlagen
B
in de stand
SET/-» Afbeel-
B