22
Sleutels, portieren en ruiten
Tijdens de voorbehandeling van de
interieurtemperatuur worden het inte‐
rieur en de hellingshoek van de auto
niet bewaakt.
Inschakelen
Alle portieren, de bagageruimte, de
motorruimte en het schuifdak moeten
gesloten zijn.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden.
Het systeem gaat 45 seconden na het
vergrendelen van de auto werken.
Als een portier of de achterklep niet
goed gesloten is, wordt de auto niet
vergrendeld. Het diefstalalarmsys‐
teem wordt echter na 45 seconden
automatisch ingeschakeld.
Let op
De automatische vergrendeling van
de auto activeert niet het diefstala‐
larmsysteem.
Vergrendel om het diefstalalarmsys‐
teem te activeren de auto met
behulp van de handzender of door
de sensor op de kruk van het
bestuurdersportier aan te raken.
Centrale vergrendeling 3 10.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Inschakelen zonder bewaking
passagiersruimte en hellingshoek
auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u huisdieren in de auto achterlaat,
om te voorkomen dat hoge ultrasone
tonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel deze ook uit wanneer
de auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, motorkap,
ruiten.
2. Schakel het contact uit en druk
binnen tien seconden op !
totdat het led-lampje in de
toets ! gaat branden.
3. Stap uit en sluit de portieren.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐
len.
Melding
De led in de toets ! knippert, als het
diefstalalarmsysteem geactiveerd is.
De alarmknipperlichten gaan enkele
seconden knipperen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
door het voorportier te ontgrendelen
met de sleutel of met de centrale-
vergrendelingstoets in het interieur.