194
Rijden en bediening
Storing
Bij een storing verschijnt C op het
Driver Information Center in combi‐
natie met een bericht en een geluids‐
signaal. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Systeembeperkingen
Voorzichtig
Neem als de achterbumper of de
voorbumper moet worden overge‐
spoten of gerepareerd contact op
met een werkplaats. Bepaalde
typen lak zouden de werking van
de radars kunnen verstoren.
Het systeem werkt in de volgende
situaties wellicht niet:
● het stuurwiel is bedekt of de
bestuurder draagt dikke hand‐
schoenen
● slecht zicht als gevolg van onvol‐
doende verlichting van het
wegdek, sneeuwval, regen, mist,
enz.
● verblinding (koplampen van een
tegenligger, laagstaande zon,
weerkaatsingen op een nat
wegdek, verlaten van een tunnel,
afwisselend licht en schaduw)
● voorruitgedeelte vóór de camera
beschadigd of bedekt met vuil,
stickers of andere vreemde voor‐
werpen
● rijstrookmarkeringen afgesleten,
deels verborgen (sneeuw,
modder) of meerdere (wegwerk‐
zaamheden, wegdekverbindin‐
gen)
● in een scherpe bocht
● op bochtige wegen
● wegdekreparaties
Gebruik het systeem nooit in de
volgende situaties:
● slepen of met een fietsdrager op
een trekhaak
● slechte weersomstandigheden
● weg met weinig grip (gevaar voor
aquaplaning, sneeuw, ijs)
● wegwerkzaamheden, tolgebie‐
den en vluchtstroken
● op racecircuits
● op een golvende weg
● wanneer er een compact reser‐
vewiel wordt gebruikt
Vermoeidheidsdetectie
Het vermoeidheidsdetectiesysteem
bewaakt de reistijd en de waakzaam‐
heid van de bestuurder. Het systeem
bewaakt de waakzaamheid van de
bestuurder door de trajectvariaties
van de auto te vergelijken met de rijst‐
rookmarkeringen.
Het systeem kan de noodzaak van
waakzaamheid van de bestuurder
niet vervangen. We adviseren om bij
de eerste tekenen van vermoeidheid
of ten minste om de twee uur even te
pauzeren. Rijd niet wanneer u moe
bent.
Activeren of deactiveren
Het systeem wordt geactiveerd/
gedeactiveerd op het Info-Display.