Om de achterklep te openen, drukt u
op de achterklepknop onder de
achterkleplijst totdat de achterklep
begint te bewegen. Als de auto
vergrendeld is, moet de elektronische
sleutel zich binnen een bereik van
ongeveer 1 meter van de achterklep
buiten de auto bevinden.
Om de klep te sluiten, drukt u op
C in de achterklepopening tot de
achterklep begint te bewegen.
Bediening met de knop naast het
stuurwiel
Druk tweemaal op ? om de
achterklep te openen.
Stoppen of van richting veranderen
Beweging van de achterklep onmid‐
dellijk stoppen:
● druk eenmaal op ? van de
elektronische sleutel, of
● druk op de achterklepknop onder
de achterkleplijst, of
● druk op C op de geopende
achterklep, of
● druk op ? naast het stuurwiel.
Sleutels, portieren en ruiten
De bewegingsrichting wordt omge‐
draaid als u nogmaals op een van de
schakelaars drukt.
Een openingshoogte in het geheugen
opslaan
Zet om een gewenste openings‐
hoogte in het geheugen op te slaan
de achterklep in de gewenste stand
en druk gedurende meer dan drie
seconden op een van de volgende
knoppen:
● C in de geopende achterklep
● de knop onder de achterkleplijst
De aangepaste geheugeninstelling
wordt bevestigd door een geluidssig‐
naal. Bij een nieuwe geheugeninstel‐
ling wordt de vorige overschreven.
Let op
De openingshoogte moet met de
auto op de grond worden gepro‐
grammeerd.
Beveiligingsfunctie
Wanneer de elektrische achterklep
tijdens het openen of sluiten een
obstakel raakt, keert de klep automa‐
tisch een stukje om. Bij meerdere
19