178
Rijden en bediening
Controleer vóór het wegrijden en
onderweg altijd de omgeving van
de auto.
Weergegeven beelden zijn moge‐
lijk verder weg of dichterbij dan ze
lijken. De weergegeven zone is
beperkt en obstakels dicht bij een
van de randen van de bumper of
onder de bumper worden niet op
het scherm weergegeven.
Afhankelijk van de belading van
de auto kan de hellingshoek van
de auto met daarbij het camera‐
beeld veranderen.
Het systeem gebruikt:
● achteruitrijcamera boven de
kentekenplaat achter
● camera voor
● twee zijcamera's in de buiten‐
spiegels
● ultrasone parkeersensoren in de
bumpers
Visualisatie op het Info-Display
Het scherm is verdeeld in vier gebie‐
den, van links naar rechts:
● selecteerbare aanzichten: stan‐
daard, panoramisch voor, pano‐
ramisch achter
● visualisatie bekijken
● bovenaanzicht inclusief vier
selecteerbare zijaanzichten
(alleen in standaardaanzicht)
● instellingen :
De parkeersensoren vormen een
aanvulling op het panoramische
bovenaanzicht van de auto.
Inschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt
geactiveerd door:
● inschakelen van de achteruitver‐
snelling terwijl de motor wordt
ingeschakeld
● handmatig activeren op het Info-
Display bij een rijsnelheid van
minder dan 16 km/u
Info-Display 3 89.