188
Rijden en bediening
● normaal rijgedrag (het systeem
detecteert een sportieve rijstijl,
d.w.z. bediening van het rempe‐
daal of het gaspedaal)
● wegen met goede rijstrookmar‐
keringen
● er is geen reservewiel gemon‐
teerd
● de auto maakt geen scherpe
bocht
● er is geen storing die correcties
voorkomt
Activering/deactivering
Het systeem wordt geactiveerd/
gedeactiveerd in de boordinstellingen
_ op het Info-Display.
Het systeem wordt bij de volgende
start van de auto automatisch
opnieuw ingeschakeld.
Info-Display 3 89.
Storing
Bij een storing verschijnen L en
C op het Driver Information Center
in combinatie met een displaybericht
en een geluidssignaal. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Systeembeperkingen
De werking van het systeem kan
worden beïnvloed door:
● een vuile of beslagen voorruit of
als de voorruit is bedekt met
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers
● voorliggers vlakbij
● overhellende wegen
● bochtige of heuvelachtige wegen
● bermen
● plotselinge veranderingen in de
lichtsterkte
● ongunstige weersomstandighe‐
den, zoals zware regen- of
sneeuwval
● wijzigingen aan de auto, bijv.
banden
Schakel het systeem uit als het wordt
verstoord door teersporen, schadu‐
wen, scheuren in het wegdek, tijde‐
lijke wegmarkeringen, wegwerk‐
zaamheden of andere onregelmatig‐
heden in het wegdek.
9 Waarschuwing
Let altijd op de weg en houd de
auto op de juiste plaats op de
rijstrook. Doet u dit niet, dan kan
dit leiden tot schade aan de auto,
of letsel of de dood.
Lane Keep Assist stuurt de auto
niet continu.
Het systeem houdt de auto niet
noodzakelijkerwijs op de rijstrook.
Het hoeft ook geen waarschuwing
te geven, zelf als worden er rijst‐
rookmarkeringen waargenomen.
De stuurbekrachtiging van de
Lane Keep Assist is mogelijk
ontoereikend om te voorkomen
dat de rijstrook wordt verlaten.
Het systeem neemt door invloe‐
den van buitenaf zoals de staat
van de weg, het type wegdek, het