GELIJKTIJDIGE ONTVANGST OP HOOFDBAND
EN SUBBAND
De zendontvanger heeft twee onafhankelijke ontvangers
zodat hij op de hoofdband en op de subband op
verschillende frequenties kan ontvangen. Als u
bijvoorbeeld een QSO maakt met de zendontvanger
in simplex-communicatie op de hoofdband, dan kunt u
afstemmen op een subband frequentie waarvan de DX-
pedition operator heeft gemeld dat hij op werkt en kunt u
daar wachten tot de DX verschijnt.
Als u bovendien een DX-station wilt oproepen bij split-
communicatie met ontvangst op de hoofdband via de
frequentie die wordt gebruikt door het DX-station, dan
kunt u het uitgezonden signaal volgen door het signaal te
ontvangen op de subband.
1 Druk op [RX] (S) om ontvangst op twee frequenties te
beginnen.
De "RX" (S) led licht op en de zendontvanger begint met ontvangst
op de subband; de zendontvanger ontvangt nu op twee frequenties.
2 Draai aan de AF (S) instelling om de AF-gain af te regelen.
3 Draai aan de Afstem (S) instelling om af te stemmen op de
ontvangstfrequentie.
4 Druk op [RX] (M) of [RX] (S) om de ontvangst op twee
frequenties af te sluiten.
Opmerking:
◆ Druk op [TX] (S) om de split-communicatie te laten beginnen zodat de
zendontvanger kan blijven ontvangen op de zendfrequentie. Terwijl u
[TF-SET] ingedrukt houdt, kunt u de zendfrequentie blijven volgen. Voor
ontvangst op twee frequenties kan de zendontvanger op de subband
ontvangen op de zendfrequentie terwijl er wordt ontvangen op de
hoofdbands.
Inhoud
Index
[RX](S)
[TX](S)
[TF-SET]
Afstem (S)
[AF](S)
FREQUENTIE-TRACKING
Door aan de Afstem (M) instelling te draaien terwijl
de frequentie-tracking functie is ingeschakeld, kunt u
de hoofd- en subband frequenties wijzigen terwijl het
onderlinge verschil tussen de frequenties gehandhaafd
blijft. Ook kunt u door te draaien aan de Afstem (S)
instelling de subband frequentie wijzigen zonder de
hoofdband frequentie te veranderen.
Dit frequentie-tracking komt van pas wanneer er
bijvoorbeeld verschillende antennes zijn aangesloten en
gespecificeerd voor de hoofdband en de subband zodat
u de verschillen in signaalsterkte kunt meten. De tracking
functie is vooral effectief in lagere frequentiebanden.
Frequentie-tracking kan worden gebruikt terwijl de
hoofdband en de subband in de VFO-modus staan.
Als frequentie-tracking wordt ingeschakeld wanneer de
hoofdband en de subband in verschillende modi werken,
wordt de subband in dezelfde modus gebracht als de
hoofdband.
1 Druk op [TRACKING] om frequentie-tracking in te schakelen.
• De bedieningsgegevens van de hoofdband worden
gekopieerd naar de subband en de "TRACKING" led licht
groen op. Druk nog eens op [TRACKING] om frequentie-
tracking weer uit te schakelen; de "TRACKING" led gaat
uit.
• De bedieningsgegevens, zoals de frequentie en de
bedieningsmodus voor de hoofdband worden gekopieerd
naar de subband.
• Door aan de Afstem (M) instelling te draaien terwijl de
frequentie op de subband geshift wordt ten opzichte
van de hoofdband, zullen beide frequenties worden
verschoven en zal het frequentieverschil tussen de twee
gehandhaafd worden.
• Als de fijnafstemming is ingeschakeld in een van de twee
banden, zal de fijnafstemming voor de andere band ook
worden ingeschakeld.
• Als de banden worden omgewisseld, of als de VFO-data
worden opgeroepen uit een geheugenkanaal in de VFO-
modus, dan zal frequentie-tracking worden uitgeschakeld.
HULP VOOR SOEPELE QSO 5
[TRACKING]
Afstem (M)
Afstem (S)
5-3