CONFIGUREREN VAN HET BEREIK VAN EEN
GEPROGRAMMEERDE SCAN
Met de geheugenkanalen P0 tot P9, kunt u het frequentiebereik
voor de programmeerbare VFO en het programmascannen
instellen. Om de frequentie te wijzigen binnen een bepaald
bereik of om het scanproces te activeren, moet u vooraf de start-
en eindfrequentie instellen.
Raadpleeg het volgende hoofdstuk voor meer informatie over
geprogrammeerd scannen.
F[DEL]
[ESC]
[F1]~[F7]
F[CHAR]
1 Draai In de VFO-modus aan de Afstem (M) of MULTI/
CH-instelling om de VFO-frequentie af te stemmen op de
startfrequentie van het scannen.
2 Druk op [M.IN] (Geheugen) om het scherm Memory
Channel List te openen.
3 Druk op [
] (F2) of [
MULTI/CH-instelling om de geheugenkanalen (P0 t/m P9) te
selecteren om het frequentiebereik in te stellen.
4 Druk op [M.IN] (F4) of [M.IN] (Geheugen) om de
startfrequentie te in te stellen.
De startfrequentie wordt opgeslagen in "Frequentie 1".
5 Draai aan Afstem of de MULTI/CH-instelling om de VFO-
frequentie af te stemmen op de eindfrequentie.
6 Druk op [M.IN] (F4) of [M.IN] (geheugen) om de
eindfrequentie in te stellen.
De eindfrequentie wordt opgeslagen in "Frequentie 2" en het scherm
Memory Channel List sluit.
HET WISSEN VAN EEN GEHEUGENKANAAL
U kunt de geconfigureerde operationele gegevens van een
geheugenkanaal wissen.
1 Druk op [M.LIST] (F7) om het scherm Memory Channel
List te openen.
2 Druk op [
] (F2) of [
MULTI/CH-instelling om een geheugenkanaal te kiezen.
3 Houd [(CLEAR)] (F4) ingedrukt om de operationele
gegevens te wissen.
Als [(CLEAR)] (F4) niet beschikbaar is bij de functietoetsen, drukt
dan op [MORE] (F1).
4 Druk op [ESC] om af te sluiten.
Opmerkingen:
◆ Als de operationele gegevens in een van de geheugenkanalen worden
gewist tijdens het gebruik in de geheugenkanaalmodus, dan bevat het
geheugenkanaal geen operationele gegevens meer, maar behoudt nog wel
hetzelfde kanaalnummer.
◆ Als u alle geheugenkanalen wilt wissen, kunt u een reset van de
geheugenkanalen uitvoeren.
{pagina 16-4}
Inhoud
Index
Toetsenblok cijfertoetsen
en bandselectietoetsen
[ 1.8 ]~[ 50 ], [ CLR],[ENT]
Afstem (M)
[M.IN]
[MULTI/CH]
] (F3), of draai aan de
] (F3), of draai aan de
HET INSTELLEN VAN NAMEN VOOR
GEHEUGENKANALEN
U kunt een naam toekennen aan elk geheugenkanaal. U kunt
een naam voor een geheugenkanaal instellen met een maximum
van 10 alfanumerieke tekens en symbolen.
1 Druk op [M.LIST] (F7) om het scherm Memory Channel
List te openen.
2 Druk op [
] (F2) of [
MULTI/CH-instelling om het geheugenkanaal te selecteren
waar een naam aan moet worden toegekend.
3 Druk op [NAME] (F5) om het bewerken van "NAME" mogelijk
te maken.
Als [NAME] (F5) niet beschikbaar is bij de functietoetsen, druk dan
op [MORE] (F1).
4 Gebruik de functietoetsen, de MULTI/CH-instelling of een
USB-toetsenbord om de naam in te voeren.
Er kunnen maximaal 10 tekens worden ingevoerd.
Druk op [SPACE] (F1) om een spatie in te voegen.
[-] (F2)/[+] (F3): Druk op om een teken te selecteren.
[
] (F4) en [
naar links of rechts te verplaatsen.
Druk op [SAVE] (F6) om de bewerkte tekens op te slaan.
Druk op [BACK SPACE] (F) om een teken links van de cursor te
verwijderen.
Druk op [DEL] (F) om een teken rechts van de cursor te verwijderen.
Druk op [CHAR] (F) om het lettertype te wijzigen wat u wilt
bewerken. Met elke druk op [CHAR] (F), zal het soort teken als volgt
veranderen:
ABC (hoofdletters) > abc (kleine letters) > ÀÁÂ (hoofdletters) > àáâ
(kleine letters) > !"# (symbolen)> ABC (hoofdletters)
5 Druk op [SAVE] (F6) om de naam in te stellen.
• Druk op [CANCEL] (F7) om naar het scherm Memory Channel
List terug te keren zonder een naam aan het geheugenkanaal te
geven.
6 Druk op [ESC] om af te sluiten.
Opmerkingen:
◆ De in te voeren karakters zijn afhankelijk van het toetsenbord dat
geselecteerd is in menu 9-01.
{pagina 16-10}
◆ U kunt geen naam configureren voor de (Quick)
snelgeheugenkanalen.
{pagina 10-8}
◆ De naam kan worden toegekeend aan geheugenkanalen waar operationele
gegevens in zijn opgeslagen.
GEHEUGENKANALEN 10
], (F3). of draai aan de
] (F5): Druk hierop om de aanwijzer
10-7