4 BASISBEDIENING
INSTELLEN VAN DE RF GAIN
U kunt de gevoeligheidsversterking van de ontvangst instellen.
Er zijn twee onafhankelijke RF instellingen beschikbaar voor
respectievelijk de hoofdband en de subband. Bij normaal gebruik
kunt u de RF instelling helemaal tegen de klok in draaien. Als er
externe ruis of interferentie door een ander station aanwezig is,
kunt u de instelling een klein stukje tegen de klok in draaien om
de extra versterking te verminderen en naar deontvangen audio
te luisteren.
1 Draai aan de RF (M) of RF (S) instelling om de RF-
versterking (gain) in te stellen.
Draai de RF instelling tegen de klok in en regel het signaal af
zodat het niet onder het piekwaardebereik komt aan de hand
van de waarde op de S-meter. Signalen die zwakker zijn dan
dit niveau zullen worden gedempt zodat u gemakkelijk naar
het gewenste signaal kunt luisteren.
Opmerking:
◆ Afhankelijk van het type antenne of de toestand van de band is het mogelijk
dat u een beter resultaat verkrijgt als de instelling niet helemaal tegen de klok
in wordt gedraaid. Bij normaal gebruik in de FM-modus moet de RF instelling
helemaal met de klok mee worden gedraaid.
INSTELLEN VAN HET SQUELCHNIVEAU
De drempelwaarde voor Squelch, een functie om hoorbare ruis
te elimineren op een frequentie waarop geen signaal aanwezig
is. kan worden ingesteld. Er zijn twee onafhankelijke SQL
instellingen beschikbaar voor respectievelijk de hoofdband en de
subband.
1 Draai aan de SQL (M) of SQL (S) instelling om het
squelchniveau in te stellen.
• Draai de SQL instelling met de klok mee om het
squelchniveau te knijpen of tegen de klok in om dit te
openen.
• U kunt aan de SQL instelling draaien tot het squelch-geluid
is verdwenen.
Opmerking:
◆ De stand van de SQL instelling waar de ruis verdwijnt hangt mede af van het
signaal, de temperatuur en de gebruiksomgeving.
◆ De stand van de SQL instelling waar de ruis verdwijnt in de FM-modus
verschilt van die in andere modi.
4-8
CONFIGUREREN VAN DE TE GEBRUIKEN
BAND
U kunt de band die u wilt gebruiken zelf selecteren.
U kunt voor de configuratie van de te gebruiken band kiezen
uit respectievelijk de hoofdband en de subband. Met de
cijfertoetsen kunt u direct een amateurband selecteren, van de
1,8 MHz band tot de 50 MHz band en de algemene band.
De zendontvanger heeft een bandgeheugen zodat u maximaal
vijf configuraties kunt opslaan voor elke band met de laatst
gebruikte frequentie en bedieningsmodus.
Dit komt van pas als u meedoet aan een ham-contest om de
frequentie en de bedieningsmodus terug te zetten naar hun
oorspronkelijke staat telkens wanneer u van band verandert.
[RF(M)] [RF(S)]
1 Druk op de bandtoetsen [1.8] t/m [50], [GEN1] en [GEN2]
om de frequentie en de bedieningsmodus op te slaan.
Wanneer u op een toets drukt, slaat de zendontvanger de
VFO-frequentie en de status van de gebruikte band op dat
moment op en maakt vervolgens gebruik van de volgende
geheugenband mogelijk. Iedere keer wanneer u op een toets
drukt, wordt het volgende bandgeheugen in de reeks van
Band Memory 1 t/m 5 ingesteld. Het bandgeheugennummer
verschijnt onder het frequentiedisplay op het hoofdscherm.
Opmerking:
◆ Frequenties buiten het frequentiebereik voor de bandgeheugens kunnen niet
worden opgeslagen.
[SQL](S)
[SQL](M)
Bandselectietoetsen
[1.8]~[50], [GEN1], [GEN2], [ENT], [CLR]
[MULTI / CH]
Index
Inhoud