CONFIGUREREN VAN HET AANTAL ANTENNE-
AANSLUITINGEN
Volg de onderstaande procedures voor het configureren van
de antenne-aansluitingen die met gebruik van [ANT] (F)
geselecteerd kunnen worden.
Als er twee antennes zijn geïnstalleerd, sluit dan aan op ANT1
en ANT2 en configureer het aantal antenne-aansluitingen naar
"2".
Hiermee wordt onnodig overschakelen naar ANT3 en ANT4
geëlimineerd.
1 Selecteer Group No. 7, "Rear Connectors" van het Menu
scherm.
2 Open Menu 19, "Antenna Numbers".
3 Druk op [SELECT] (F4) om het parametervenster te kunnen
bewerken.
4 Druk op [-] (F4) of [+] (F5), of draai aan de MULTI/CH-
regeling om het aantal antenne-aansluitingen te selecteren.
Selecteer uit "1" tot "4". De standaardinstelling is "4".
5 Druk op [
] (F1).
6 Druk op [MENU] om af te sluiten.
RX-ANTENNE
U kunt een antenne selecteren die alleen gebruikt wordt voor
ontvangst.
Om de zendontvanger te gebruiken met een speciale
ontvangstantenne, zoals een HF low band Beverage-antenne
of een richtingsgevoelige ringantenne, moet u eerst de antenne
aansluiten op de RX IN aansluiting op het achterpaneel. U kunt
een zelfgemaakte of in de handel verkrijgbare BPF, trap filter enz.
invoegen tussen de RN IN aansluiting en de RX OUT aansluiting.
F[ANT]
1 Druk op [RX ANT].
Met elke druk op deze toets wordt de geselecteerde
gebruiksband voor de antenne in- en uitgeschakeld.
Indien in werking zal "RX"op het hoofdscherm verschijnen.
Als dezelfde antenne (ANT1 t/m ANT4) wordt geconfigureerd
voor de hoofdband zowel als voor de subband, zal de
RX-antenne voor de niet geselecteerde band ook worden
gewijzigd. De RX ANT instellingen, indien gemaakt, voor
niet gebruikte banden zullen worden uitgeschakeld wanneer
de RX ANT instellingen worden gemaakt voor de band die
u wilt gebruiken, onder voorwaarde dat de antenne voor de
hoofdband anders is dan die voor de subband.
Inhoud
Index
DRIVE OUTPUT (DRV)
Het frequentiebereik dat kan worden overgebracht via de (DRV)
uitgang is 135 kHz (135,700 kHz t/m 137,799 kHz) en de 1,9 t/m
50 MHz amateurbanden. Het uitgangsniveau is ongeveer 1 mW
(0 dBm).
Lineaire versterker (typisch ingangsvermogen 1 mW)
REMOTE-aansluiting
(gezien vanaf achterpaneel)
$
*
.
RL
Aansluiting met
#
-
+
,
coaxiale kabel
ALC
GND
Uitgangsvermogen
1 mW (0 dBm)
1 Druk op [DRV].
• De "DRIVE" led licht groen op.
• Als het zendsignaal wordt verzonden via de DRV
aansluiting, kan er geen signaal worden verzonden via de
ANT1 t/m ANT4 aansluitingen.
• Volgens de configuratie in de Advanced Menu's 11 (Linear
Amplifier Control (HF Band)) en 12 (Linear Amplifier
Control (50 MHz Band)), wordt er +12 V uitgestuurd vanaf
pen 7 (RL) van de REMOTE aansluiting.
• De PWR-meter werkt niet wanneer er uitgezonden wordt
via de DRV aansluiting. De automatische niveauregeling
(ALC) treedt in werking als het ALC-voltage dat wordt
ontvangen van de externe apparatuur wordt toegevoerd
aan de ALC-pen van de REMOTE aansluiting. In dat geval
zal de ALC-meter de bedieningstoestand aangeven.
Het DRV-uitgangsniveau zal alleen worden aangestuurd
als het binnenkomende ALC-voltage wordt toegevoerd aan
die pen. Het uitgangsniveau wordt daarom bepaald aan
de hand van het MIC-ingangsniveau of de CAR-instelling.
U kunt bovendien de [PWR] instelling verdraaien om het
uitgangsniveau te verlagen.
Opmerking:
◆ Zorg ervoor dat de aansluiting voor gebruik met de drive output zoals
hierboven beschreven in gereedheid is.
BASISBEDIENING 4
AMP
Detectieschakeling
TX
Bedieningsvoltage
+12V
ALC-voltage
4-23